In de Studentenkerk in Nijmegen reflecteerde IvOC directeur Alfons Brüning op lezing van Sieuwert Haverhoek over de vredesvisies en inzichten van de schrijver en religieuze denker Tolstoj. Brüning merkte dat de titel van deze bijeenkomst ‘Een Russische stem voor vrede’, niet bij iedereen goed viel.
De titel ‘Een Russische stem voor vrede’ als aankondiging voor deze lezingen, heeft een bijna licht provocatieve bijklank, om de simpele redenen dat wij in de media sinds het begin van de Russische aanval op Oekraïne vooral Russische stemmen die zich uitspreken voor van oorlog tegenkomen. Ik aarzelde dan ook om de aankondiging van deze middag via mijn eigen netwerk en de sociale media te verspreiden, om de simpele redenen dat zich in mijn netwerken een grote aantal Oekraïners bevindt.’ In de aanloop naar deze bijeenkomst hebben ons dan ook enkele kritische stemmen bereikt van Oekraïense kant. Dat is zeer begrijpelijk omdat pacifisme een de‘Russische stem’ momenteel een contradictio in terminis lijkt. Met deze titel hebben zij niet een rehabilitatie van de Russische cultuur voor ogen. Nee, het gaat over de schrijver Tolstoj, en over zijn visie op vrede en zijn pacifisme.
Enfant terrible
Immers, ook Tolstoj is geboren en opgevoerd in de traditie van het Russisch-orthodox christendom. Het is daarom deel van de taak om te onderzoeken, hoe zijn uitspraken in het licht van deze orthodoxe traditie te beoordelen zijn.
Mensen hebben het altijd moeilijk gehad met Tolstoj; dat gold niet alleen voor zijn ideeën, maar ook voor zijn persoon. Al vóór zijn religieuze crisis en heroriëntatie na 1880 riep hij gemengde gevoelens op. Als jonge man en al een gerespecteerd schrijver, trad hij in de salons van Sint-Petersburg graag op als een enfant terrible. Hij genoot ervan om te provoceren en zag het als zijn missie om via de literatuur een nieuwe, betere religie te stichten. Een ambitieus streven, om het zacht uit te drukken.
Zijn compromisloze morele overtuigingen, gecombineerd met de rol die hij zichzelf toedichtte als voorbeeld en profeet, maakten het leven niet alleen voor hemzelf lastig, maar ook voor de mensen om hem heen. Bewondering en irritatie gingen vaak hand in hand. Misschien komt dit het duidelijkst naar voren in de herinneringen van zijn vrouw, Sofia Tolstaja.
Ook de Russisch-Orthodoxe Kerk (ROK) had moeite met Tolstoj, net zoals hij moeite had met de kerk. Zijn officiële excommunicatie in 1901 was slechts een uiterlijke manifestatie van een diepgaand conflict, dat daarmee zeker niet was opgelost Veel tijdgenoten deelden zijn opvattingen, onder wie ook orthodoxe priesters die, ondanks de veroordeling van zijn leer, contact met hem bleven onderhouden. Daarvan vinden we aanwijzingen in de Russische wetenschappelijke literatuur van vóór de huidige oorlog, met name in de studie De Russische Orthodoxe Kerk en Lev Tolstoj van de orthodoxe priester Georgij Orechanov, gepubliceerd in 2011.
Radicaal pacifisme
Een van de voornaamste redenen van irritatie was Tolstojs radicale pacifisme en zijn onvoorwaardelijk pleidooi voor geweldloosheid. Hiermee heeft hij overigens een grote impact gehad op de grote pacifisten van de 20e eeuw. Mahatma Gandhi liet zich in zijn bekering tot geweldloosheid inspireren door Tolstoj, met name door diens werk: Het koninkrijk van God is inwendig in u (Царство Божие внутри вас), dat in Rusland verboden was en pas 1894 in Duitsland mocht verschijnen.

Tolstojs nadrukkelijke en eigenzinnige pleidooi voor vrede, voor het serieus nemen van het evangelie, met name van de Bergrede en het Bijbels gebod ‘Gij zult niet doden’ heeft niet alleen door de tijden heen de sympathieën gehad van christelijke en tal van religieuze denkers. Wij zijn ook vandaag geneigd om het met hem eens te zijn.
Maar toch is ook dit pleidooi vooral tegen de achtergrond van zijn tijd geboren. In zijn essay Waarin mijn geloof bestaat, gepubliceerd niet lang na zijn religieuze crisis (В чём моя́ ве́ра?, 1883) legt hij vooral zijn verontwaardiging uit over catechismussen en gebedenboeken van de Russische kerk die juist dit fundamenteel principe, het verbod om te doden, relativeren. De destijds breed verspreide catechismus van de befaamde metropoliet Filaret van Moskou (1783-1867) was een voorbeeld: hierin werd expliciet uitgelegd dat de doodstraf en ook het doden van een vijand in oorlog, in de strijd ‘voor tsaar en vaderland’ geen zonde zouden zijn. Tolstoj kon zich hier geenszins in vinden.
Inderdaad is dit dan ook niet altijd de orthodoxe leer geweest. Je zou het eerder een ‘tijdgebonden concessie van de latere tsarentijd’ kunnen noemen. Eerdere catechismussen, zoals die van Petro Mohyla, de metropoliet van Kyiv in de 17e eeuw, laten op het Bijbelse verbod om te doden geen uitzonderingen toe. Mohyla en zijn medewerkers formuleren zelfs scherp dat het hier niet alleen een lichamelijke maar ook een geestelijke dimensie betreft. De zonde begint al bij het toelaten van kwade passies zoals haat, wraakzucht of nijd die de weg bereiden naar het doden van mensen.
Metropoliet Mohyla, van origine Roemeens, is in het Oekraïense nationale geheugen ook nu nog een belangrijke figuur als hervormer en theoloog. Oekraïne en Kyiv maakten toen nog geen deel uit van het Russische tsarenrijk, en deze catechismus wordt in hedendaagse Oekraïense theologische kringen soms bewust aangehaald. Vader Georgij Kovalenko, lid van de in Kyiv gevestigde Open Orthodoxe Universiteit van de Heilige Sofia, benadrukt deze Kyivse traditie, die volgens hem dichter bij de geest van het evangelie staat. In een studietekst spreekt hij zich duidelijk uit voor Tolstojs visie.
We zien dit fenomeen vaker terug in de huidige discussies: Oekraïense orthodoxe theologen kaarten actief aan wat zij beschouwen als vervormingen van de oosters-kerkelijke traditie in het Russische oorlogsnarratief. Zij proberen de oorspronkelijke geest van de orthodoxie te herwinnen, los van de ideologische invulling die in Rusland aan religie wordt gegeven.


Metropoliet Petro Mohyla van Kyiv en metropoliet Filaret van Moskou
Verhalen van Sevastopol
De kritiek van Tolstoj op de leer over oorlog en vrede bleef niet beperkt tot het benadrukken van enkele Bijbelse principes en morele pleidooien. De schrijver van de grote roman Oorlog en Vrede wist heel goed waar hij het over had. Als officier van het tsaristische leger had hij de oorlog aan den lijve ervaren in de Krimoorlog (1854/55). Een eerste weergave hiervan vinden we in Verhalen van Sevastopol (Севастопольские рассказы, 1855/56). De verhalen legden destijds de grond voor de carrière van Tolstoj als schrijver. Ze getuigen van zijn talent als een scherp beschouwer van zowel het gebeuren op het slagveld als de mentaliteit en psychologie van de betrokkenen.
Tolstoj richtte zich in zijn werk vooral op de ervaringen van gewone mensen. Zijn vroege verslagen van de oorlog werden door sommigen zelfs vergeleken met journalistiek. In de Verhalen van Sevastopol komen thema’s naar voren als plichtsbesef, gemeenschapsgevoel en kameraadschap, soms zelfs in combinatie met een ervaring van macht. Deze beschouwingen hadden een duidelijke invloed op zijn grote roman Oorlog en Vrede. In de schetsen voor deze roman lezen we:
‘Wie nooit heeft gevoeld wat het met je doet om in een legerformatie mee te lopen of op je plek te staan, terwijl je beseft dat je deel uitmaakt van iets groots, harmonieus en indrukwekkends – wachtend op één enkel woord of teken om samen met duizenden anderen in beweging te komen – die persoon ontgaat een van de indrukwekkendste gevoelens die een mens kan ervaren. Je voelt dat je tegelijk niets voorstelt en juist enorm krachtig bent. Het is een gevoel van vreugde, verwachting en tegelijkertijd van nietigheid; het besef van ruwe kracht én van een hogere macht.’
Een passage zoals deze zou men in een andere context als oorlogspropaganda kunnen gebruiken. Maar Tolstoj laat er geen twijfel over bestaan dat hij het hier heeft over de verleidende kracht van oorlog: de verleiding van de massa, van de macht, maar ook de verleiding van heldendom. De verhalen van Sevastopol bevatten bijna melancholisch getinte omschrijvingen van jonge helden, van enthousiaste rekruten die het ingrijpen in de veldslagen niet kunnen afwachten, maar wier heldendom sneller dan ze het dachten plaats maakt voor desillusie en de banale nood van dood en sterven. Overigens was dit een van de eerste industrieel gevoerde oorlogen, waar het gebruik van technisch geavanceerde wapens en massavernietiging het ouderwetse ideaal van ridderlijkheid geen rol meer speelde.
Tolstojs geweldloosheid is dus gebaseerd op een diepe kennis van de oorlogswerkelijkheid, van de mentale verleidingen en een vertekend ethos van heldendom. Ook misbruik van religie binnen deze context is zijn thema. Zo geeft hij in 1904 nog commentaar op de Russisch-Japanse oorlog:
‘Opnieuw een oorlog! Opnieuw onnodig en zinloos lijden, opnieuw leugens, algemene domheid en ontmenselijking. Honderdduizenden, aan de ene kant boeddhisten, wiens wet het doden verbiedt en aan de andere kant christenen, die zich tot de wet van broederschap en liefde bekennen, worden tegen elkaar uitgespeeld om op de wreedste manier te doden, te martelen en te verminken.’

Het lijkt moeilijk om hier tegenin te gaan, dat gold destijds en ook nu nog. Al lieten ook toen weer tal van orthodoxe priesters de schrijver weten dat ze het zelfs na zijn excommunicatie, met hem eens waren.
Geestelijk egoïsme
Toch wilden Tolstojs tijdgenoten hem niet in alles volgen, zeker niet in zijn radicale pacifisme. De kritiek op zijn ideeën kwam lang niet altijd voort uit oppervlakkig tsaristisch of imperialistisch patriottisme, al was dat in die tijd wijdverbreid.
Een belangrijk punt dat ook nu nog relevant lijkt, werd al in 1894 onder de aandacht gebracht door Vladimir Solovjov, filosoof en bekende van Tolstoj. Solovjov werkte dit verder uit in zijn boek Drie gesprekken over oorlog, vooruitgang en het einde van de wereldgeschiedenis (Три разговора о войне, прогрессе и конце всемирной истории), dat in het voorjaar van 1899 verscheen.
Volgens Solovjov is het inderdaad verkeerd en misleidend om je leven op te offeren – laat staan om te doden – voor een abstract ideaal, voor vage begrippen als vaderland, natie of imperium. Misschien ligt juist in de keuze voor geweldloosheid, zelfs als dat betekent dat je je eigen dood accepteert in plaats van terug te vechten, iets dat dichter bij de geest van het evangelie komt.
Men mag voor zichzelf hiervoor kiezen, maar ook voor anderen? Het eigen heil is gewaarborgd, maar wat gebeurt er met andere geweldslachtoffers die zichzelf niet zelf kunnen verdedigen? Men zou hier dan zelfs, zoals dat binnen de oosterse traditie soms gangbaar is, kunnen spreken van ‘geestelijk egoïsme’ (духовный эгоизм). Het kan uiteindelijk wel immoreel zijn, om hetzelfde offer van het eigen leven ook van anderen, van mensen uit dezelfde gemeenschap te vragen, terwijl deze de keuze nauwelijks zelf maken, en veeleer gewoon in de steek wordt gelaten.
Solovjov gaat zover om nu ook Tolstoj onbegrip en zelfs verdraaiing van de christelijke leer te verwijten. Volgens de filosoof heeft Tolstoj het eerder over een deugdethiek, die veel dichter bij het boeddhisme komt dan bij de boodschap van het evangelie. Het kwade kan niet zomaar worden uit de weg worden geruimd, zeker niet door geweldloosheid en deugd, en het kwade is ook niet slechts de afwezigheid van het goede. Het kwaad blijft in de wereld en de christelijke overwinning van het kwade, uiteindelijk van de dood, is veeleer te vinden in het mysterie van dood en verrijzenis van Christus. Dus, wat in het ene perspectief een navolging van Christus lijkt te zijn, komt in een ander perspectief neer op een gebrek aan naastenliefde.
Hoe gaat de theologie nu verder om met dit conflict en wat zijn de gevolgen hiervan voor onze tijd?


Verhalen van Sevastopol (Engelse en Russische editie)
De zelfopofferende profeet als oorlogspropaganda
Vanuit theologisch perspectief gaat het hier over het kwaad, over de zonde in de wereld, en over de vraag hoe we daarmee omgaan of het kunnen bestrijden. Maar het blijft niet bij theorie: de verschillende visies hebben vaak zeer concrete en ingrijpende gevolgen voor mensen, soms zelfs verschrikkelijke.
Hoe moeten we dan over oorlog denken? Volgens een van de benaderingen is de oorlog een strijd tegen het kwaad. Als de tegenpartij uitsluitend wordt voorgesteld als goddeloos, zondig en wraakzuchtig, dan wordt dat als rechtvaardiging voor geweld gebruikt. Die rechtvaardiging kan zelfs religieus worden ingekleed, met als gevolg dat de soldaat wordt voorgesteld als een zelfopofferende asceet, die zijn leven geeft ter verdediging van land, volk, religie of morele waarden. Daar komt de huidige Russische, met name Russisch-orthodoxe oorlogspropaganda, op neer.
Deze interpretatie vinden we al bij tsaristische geestelijken vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar ook in de Russische diaspora na 1917. Bijvoorbeeld in de geschriften van de conservatief-monarchistische filosoof Ivan Iliin, een auteur die naar het schijnt door de huidige Russische president Poetin wordt bewonderd en die vaak wordt geciteerd in Russisch-orthodoxe kringen, zij het vaak selectief en verkeerd geïnterpreteerd.
Ook in onze tijd horen we vergelijkbare geluiden in uitspraken van Russische theologen en priesters. Vader Vladyslav Cypin, kerkhistoricus en hoogleraar aan de Moskouse geestelijke academie, voelde zich in een artikel op een nationalistische website genoodzaakt om het christendom nadrukkelijk af te zetten tegen Tolstojs leer, en in het bijzonder tegen diens pacifisme. Wat volgt is een religieus onderbouwd propagandaverhaal ter rechtvaardiging van de zogenaamde ‘militaire speciale operatie’, waarin het ‘collectieve Westen’ wordt neergezet als een bijna metafysische vijand, beladen met kwaad.
Helaas is dit slechts één illustratief voorbeeld van een bredere visie die momenteel door veel vertegenwoordigers van de Russische Orthodoxe Kerk (ROK) wordt gedeeld, zo ook door patriarch Kirill zelf.
Een demon die niet weg wil
Vanuit een ander perspectief wordt oorlog juist gezien als het kwaad zelf, iets wat vermeden moet worden. De reactie hierop kan dan bestaan uit een principieel pleidooi voor geweldloosheid: het afzien van wapengebruik, militaire dienst en elke vorm van gewelddadige verdediging. Dat is precies de positie van het algemene pacifisme, zoals Tolstoj die, en daarin was hij zeker niet de eerste, voorstond.
Toch ligt het allemaal gecompliceerder. Oorlog is, zoals de Duitse schrijver en regisseur Alexander Kluge het recent treffend formuleerde, ‘een demon die niet wil verdwijnen.’ Misschien hebben we dat lange tijd gedacht, maar dat bleek een vergissing.
In dezelfde context klinken de stemmen van talloze Oekraïners, onder wie ook theologen en geestelijke verzorgers, die zich diep geïrriteerd en soms gekwetst voelen door de westerse discussies over pacifisme waarmee ze worden geconfronteerd. Natuurlijk, zo zou je het kunnen samenvatten: oorlog is een kwaad. Maar hij is er, en hij is een gruwelijke realiteit waar mensen mee moeten omgaan. Alleen zeggen ‘Ik ben tegen oorlog’ is in dat licht ongeveer even zinvol als zeggen: ‘Ik ben tegen kanker.’

Conflicten binnen de oosters-christelijke traditie
Tot slot wil ik kort ingaan op de algemene leer van de oosterse kerken (ook buiten Rusland) over oorlog en vrede en bekijken hoe Tolstojs positie zich verhoudt tot deze bredere traditie.
De oosterse kerken kennen geen leer van de ‘rechtvaardige oorlog’ zoals die in het Westen sinds Augustinus en later in de scholastiek werd ontwikkeld, al wordt ook daar tegenwoordig met toenemende terughoudendheid over gesproken. Sommige theologen hebben daarom, vooral op basis van de vroegchristelijke bronnen, het oosters christendom een meer pacifistische houding toegeschreven. Bij veel kerkvaders worden de vredesteksten uit het evangelie serieus genomen, soms op een manier die bijna als een voorloper van Tolstojs visie kan worden gezien.
Toch bleef het daar niet bij. Een bepalende uitspraak die nog steeds geldt, is te vinden in de 13e canon van Basilius de Grote uit de 4e eeuw. Daarin staat: ‘Onze voorouders beschouwden het doden tijdens oorlogen niet als moord, vermoedelijk omdat zij strijders die vochten ter verdediging van soberheid en vroomheid vergiffenis gunden. Toch zou het verstandig kunnen zijn om hen drie jaar lang de communie te ontzeggen, omdat hun handen niet rein zijn.’
In de Byzantijnse periode werd deze tekst herhaaldelijk aangehaald door kerkleiders die zich verzetten tegen het verheffen van oorlogshelden tot martelaren of heiligen. Het onderscheid tussen heldendom en heiligheid bleef gehandhaafd.
Ook in een recent overzicht van de sociale leer van het oosters christendom, getiteld For the Life of the World, opgesteld op initiatief van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, wordt deze canon aangehaald. Daarin staat:
‘De Orthodoxe Kerk heeft historisch gezien geen strikt pacifistische houding aangenomen ten aanzien van oorlog, geweld en onderdrukking; evenmin heeft zij gelovigen verboden om dienst te nemen in het leger of bij de politie.’
Maar ook: ‘De leer van de Kerk die altijd gericht is op ons heil en onze groei in Christus, en haar gebeden, waarin gevraagd wordt om ‘dat wat goed en heilzaam is voor onze zielen, en vrede in de wereld’, zou ons moeten herinneren aan de geestelijke gevolgen en gevaren van oorlog en geweld. Zelfs voor hen die geen andere keus hebben dan zichzelf en hun naasten met geweld te verdedigen.
Morele verwonding
Hoewel pacifistische principes dus niet volledig bewaard zijn gebleven, blijft de afwijzing van elke theoretische rechtvaardiging of idealisering van oorlog overeind. Oorlog wordt gezien als een kwaad, soms als een uiterste noodmaatregel, maar nooit als iets om te verheerlijken. Het huidige Russische militarisme vindt dan ook geen enkele rechtvaardiging in de oosters-kerkelijke traditie.
Vanuit dat perspectief blijft Tolstoj, ook in de hedendaagse visie van het christelijk Oosten, een krachtige getuige en bondgenoot tegen elke vorm van ideologische rechtvaardiging van oorlog. Wat we eerder bij hem zagen in de Verhalen van Sevastopol met thema’s als de verleiding van oorlog door macht, politieke ideologie en heldendom, wordt in de oosters-christelijke leer al eeuwenlang afgewezen.
Toch richt de oosterse traditie zich niet alleen op morele principes en terminologie, maar ook op genezing. Er is ruimte voor het herstel van geestelijke verwondingen, door geestelijke verzorgers in het leger vaak aangeduid als ‘morele verwonding’, ook bij degenen die als overwinnaars van het slagveld terugkeren. Oorlog schept verhalen van triomf en overwinning vooral bij hen die hem niet zelf hebben meegemaakt.
Misschien leren we van de oosters-christelijke traditie dat het echte werk pas begint wanneer we erkennen dat ‘de demon niet zomaar wil verdwijnen.’
Auteur
-
Hoofdredacteur 'Platform Oosters Christendom’ en directeur IvOC. Alfons is historicus en religiewetenschapper met speciale interesse in de oosters-christelijke kerkgeschiedenis. Hij richt zich met name op de sociale leer van het oosterse christendom en mensenrechten.
Bekijk Berichten






