Verloren en vergeten: Armeense christenen in het conflict in Nagorno-Karabach

In Armenië wordt de oudste christelijke gemeenschap buiten het Heilige Land momenteel ontworteld, duizenden getuigenissen van haar cultuur en identiteit zijn al vernietigd. Het geïsoleerde gebied Artsach, dat beter bekend staat als Karabach, is in het bijzonder getroffen hierdoor.

In het najaar van 2020 brak er een meedogenloze strijd uit om de internationaal niet-erkende republiek Karabach (Artsach in het Armeens), een Armeense enclave in Azerbeidzjan, een gebied dat een kleine 11.500 vierkante kilometer beslaat. In 44 dagen vielen er niet alleen alleen duizenden slachtoffers, maar is er ook een diepe, bijna onoverbrugbare kloof geslagen tussen de strijdende partijen in Artsach, tussen Armenië en Azerbeidzjan.

Onder Russische bemiddeling werd een staakt-het-vuren gesloten dat nadelig was voor Armenië en Artsach. De bevolking van Armenië belandde daardoor in een soort toestand van shock en lethargie. Een gevoel van diepe hopeloosheid waaruit nauwelijks aan te ontkomen is, dat nog eens versterkt wordt door de steeds weer oplaaidende agressie van Azerbeidzjan. Denk daarbij aan de voortdurende gevechten aan de grens sinds 2021, de massale aanvallen op Armeens grondgebied afgelopen september, maar vooral ook aan de blokkade vanaf 12 december 2022 door vermeende milieuactivisten van de enige toegangsweg van Armenië naar Artsach, de Lachin corridor, althans als we de officiële bronnen van Azerbeidzjan zouden geloven. De Armeniërs, die ondanks enorme fysieke en psychologische oorlogsschade zijn teruggekeerd naar het deel van hun vaderland (Artsach) dat nog steeds wordt beschouwd als een de facto republiek, krijgen nauwelijks tijd om hun diepe wonden te laten helen.

Herinneringen aan de genocide

De opzettelijke verwoesting en vernietiging van het Armeense culturele erfgoed op het grondgebied v onder Azerbeidzjaans bestuur staat, baart de Armeniërs grote zorgen. Met het vernietigen van hun cultureel erfgoed – denk aan kerken, kloosters, kruisstenen en zelfs begraafplaatsen, evenals museacollecties – verdwijnen ook de sporen van hun historische aanwezigheid en identiteit in dit gebied. Negatieve herinneringen aan de genocide van de Turken op de Armeniërs in 1915, komen weer boven. Ook in die tijd was er sprake van meedogenloos geweld, blinde haat, vernietiging en uitroeiing van een christelijke bevolking wier wortels in dit gebied zeker duizenden jaren teruggingen. Hun historische sporen zijn uitgewist.

Tegenwoordig lijkt er niet veel veranderd, behalve dan dat de bijna 120.000 Armeniërs in Artsach, officieel onder bescherming van Russische vredeshandhavers staan. Sinds november 2020 hebben ze een mandaat van vijf jaar dat veel te snel afloopt. De Armeniërs zijn dus afhankelijk van een Rusland dat niemand in de wereld vandaag begrijpt, en van de willekeur van een onvoorspelbare Azerbeidzjaanse regering. ‘We kunnen op niemand rekenen. God is in de hemel, en wij de bewoners van Artsach zijn op aarde. Wat Gods wil ook is, laat het gebeuren.” Dit zijn de woorden van bisschop Pargev Srbazan van Artsach aan het begin van de oorlog in 2020.

Staatsgodsdienst

Oorlogsmap van Nagorno-Karabach © Wikimedia Commons (2020)

In het jaar 301 doopte de heilige Gregorius de Verlichter koning Trdat en onder hem nam Armenië als eerste land ter wereld het christendom als staatsgodsdienst aan. Volgens lokale tradities was het Gods wil om Gregorius’ kleinzoon Grigoris naar de meest oostelijke regio van het koninkrijk te leiden. Als eerste bisschop van Artsach bekeerde Grigoris het aangrenzende noordoostelijke gelegen Utik en Kaukasisch Albanië. Hij stierf echter een vroege martelaarsdood en werd in 338 in Amaras begraven in de kerk die zijn grootvader er had laten neerzetten. Bijna honderd jaar later stichtte de monnik, de heilige Mesrop Masjtots, uitvinder van het Armeense alfabet, daar de eerste lokale school.

Ofschoon Artsach nauwelijks bekend is in Europa, kreeg het christendom daar als eerste voet aan de grond; het werd staatsgodsdienst en op scholen werd het onderwezen. Ook in de onrustige periodes, bleef het christendom de basis.

Na de val van het Artsach in de vijfde eeuw werd de regio onderdeel van de provincie ‘Albanië’ (Kaukasus), dat behoorde tot het Perzische rijk onder de dynastie van de Sassaniden. De regio leed onder aanvallen van volkeren uit het noorden, zoals de Chazaren en de Hunnen, voordat het in de zevende eeuw onder Arabische heerschappij kwam, wat overigens voor de gehele zuidelijke Kaukasus gold. Ook in deze periode van ‘mensen van andere religies’, nam de Armeense kerk zowel geestelijk als politiek een prominente positie in: het Armeense christendom bleef gespaard van arabisering en islamisering.

Er was veel verwoest, maar kerken en kloosters werden herbouwd. Hun belang als vroegchristelijke, heilige plaatsen groeide zelfs. Net als in Armenië was de adel van Artsach in staat om zich tegen het einde van de negende eeuw te verenigen en zich te bevrijden van de Arabische overheersing. Artsach kreeg een semi-autonome status onder de prinselijke dynastieën en vanaf de elfde eeuw stond het bekend als het vorstendom Chatsjen.

Bloeiend centrum van het christendom

Precies in een tijdperk dat er sprake was van constante invallen door vreemde volkeren, door Seltsjoeken en Mongolen tot de plunderingen in de 14e eeuw onder de beruchte krijgsheer Timoer Lenk (afkomstig uit het huidige Oezbekistan en leider van het toenmalige Timoeridische rijk/red.), beleefde Artsach een bloeiperiode van christelijke kunst, theologische literatuur en werden er kloosters en scriptoria gesticht. Een periode die in Europa onderbelicht is gebleven.

Artsach werd niet alleen een oostelijke pijler van de Armeense cultuur, maar ook het oostelijke centrum van het Armeense christendom. Meer dan veertig kloosters waren ondergeschikt aan de lokale vorsten. Artsach schreef vanaf 1216 kerkgeschiedenis onder de naam ‘Katholicaat van Albanië’ gevestigd in Gandzasar. Dit katholicaat (vergelijkbaar met een patriarchaat/ red.) vormde een bron van verzet in de jaren van toenadering tussen de koningshuizen van Europa en het Armeens Koninkrijk) en tussen de Armeense en rooms-katholieke kerken. Het steunde de inspanningen van het naburige Syunik (Zuid-Armenië) om vast te houden aan de eeuwenoude tradities en elke unie met Rome te verwerpen. Vooral dit katholicaat was in staat om de Armeense kerk in haar doctrine en cultuur in de eeuwen die volgden te behouden en te verdedigen.

Zwarte tuin

Gandsazar klooster © Wikicommons Creative: Vahagn Grigoryan

In de late 14e eeuw, waarschijnlijk onder invloed van de Turkmenen, werd de regio omgedoopt tot Karabach, wat ‘zwarte tuin’ of ‘wijngaard’ betekent. De naam Artsach raakte, behalve in Armenië zelf, in de vergetelheid.

Tot 1836 was het oostelijke bisdom van de Armeense kerk gehuisvest in het Gandzasar-klooster; deze ontfermde zich niet alleen over de Armeniërs in Artsach, maar over alle christenen tussen de rivier de Kura, de Kaspische Zee en de zuidelijke uitlopers van het Kaukasusgebergte. De vorsten van Artsach voegden hun gebieden samen in administratieve eenheden, en waren zo in staat drie eeuwen lang, van de 16e tot de 19e eeuw, relatief autonoom te blijven.

De annexatie van de regio in 1805 door het Russische Rijk onder tsaar Alexander luidde het einde in van de onafhankelijkheid van prinsen van Artsach en de Armeense kerk daar, en was teven het begin van een reeks demografische en culturele veranderingen. In de 20e eeuw met de opkomst van nationale bewegingen, werden de territoriale conflicten tussen de verschillende bevolkingsgroepen aangewakkerd, met name tussen de christelijke Armeniërs en de moslims of de ‘Kaukasische Turken’, die pas later Azerbeidzjanen werden genoemd. Artsach of Karabach werd plotseling beschouwd als onderdeel van een nieuw gecreëerd land: Sovjet-Azerbeidzjan. Maar zelfs decennia van Sovjet-atheïstische indoctrinatie konden het christendom in Artsach niet uitroeien of tot zwijgen brengen. In de vaak vervallen kloosters, gelegen in moeilijk bereikbare hoge berggebieden bleven Armeniërs hun kaarsen aansteken in de uitsparingen van de eeuwenoude muren, de gebeden murmelen die van generatie op generatie zijn doorgegeven en hun heilige plaatsen, kerken en kruisstenen bezoeken.

Nog voor het uitbreken van de Eerste Karabachoorlog, aan de vooravond van de ineenstorting van de Sovjet-Unie, kon de Armeense kerk officieel de religieuze activiteiten hervatten in haar kloosters van Amaras en Gandzasar. Niet veel later werd het Armeense bisdom Artsach opnieuw opgericht, uitgangspunt waren de Russisch-Perzische grenzen van 1836. Op 1 oktober 1989, na decennia van onheilspellende stilte, werd er opnieuw een Armeense liturgie gevierd. Er was sprake van een ware renaissance: kerken en kloosters werden nieuw leven ingeblazen en herbouwd. Artsach werd opnieuw de sterke post van de Armeense kerk in het Oosten. Maar sinds de wapenstilstand in 2020 is het bestaan ervan opnieuw door elkaar geschud en wordt bedreigd, veel meer nog dan tijdens het atheïstisch geïndoctrineerde Sovjettijdperk.

Onbeschermd, bedreigd erfgoed

Tot op heden is er sprake van een hecht netwerk van kerken en kloosters verspreid over Artsach. Velen ervan zijn ouder dan die in Armenië, en vaak nog veel ouder dan die in Europa. Maar als gevolg van het verlies van gebieden aan Azerbeidzjan – het zuiden, de stad Shushi en de Hadrut-regio -, zijn unieke overblijfselen van het vroege christendom niet langer in christelijk-Armeense handen. Erger nog, ze zijn niet langer toegankelijk voor gebed en devotie voor Armeniërs, noch voor pelgrims. Ze liggen er verweesd, verlaten en onbeschermd bij, afhankelijk van de willekeur van de nieuwe heerser. En die deinst er niet voor terug om ze te verbouwen of te vernietigen, zoals internationale rapporten en satellietbeelden laten zien.

Dit leed, deze onmacht om het christelijk cultureel erfgoed te behouden. Het erfgoed dat zo’n onmiskenbare en emotionele deel uitmaakt van de Armeense identiteit van Artsach, ja de Armeense identiteit bij uitstek, wordt nauwelijks waargenomen in Europa. Een ander voorbeeld. In het interbellum van 1996 tot 2020 bloeide Artsach in het oosten, maar in het westen vernietigde Azerbeidzjan de Armeense cultuur volledig: in Nachitsjevan, ook een oud nederzettingsgebied, werden meer dan 100 belangrijke kerken, kloosters en dorpen met de grond gelijkgemaakt. De begraafplaats van Julfa met zijn duizenden middeleeuwse kruisstenen werd volledig verwoest. Na de publicatie van fotomateriaal hiervan in 2006 ging er een stroom van verontwaardiging door Armenië en trokken specialisten op het gebied van de bescherming van culturele eigendommen aan de bel. De noodkreet werd niet gehoord.

Uit talloze beelddocumenten en satellietbeelden blijkt dat Azerbeidzjan tussen 1960 en 2008 zo’n 28.000 geregistreerde culturele monumenten in Nachitsjevan heeft vernietigd en daarmee de stenen getuigen van het verleden van Armenië in deze regio heeft weggevaagd. Wat overbleef waren foto’s, schilderijen, herinneringen en – godzijdank, manuscripten. Tijdens de tweede Karabach-oorlog werden alle manuscripten, de oudste was van de 10e eeuw, gered en vanuit Artsach toegevoegd aan de manuscriptcollectie van het Matenadaran instituut voor oude handschriften in Jerevan.

Alleen al in de gebieden die sinds november 2020 door Azerbeidzjan worden gecontroleerd, zijn er 1465 geregistreerde Armeense culturele monumenten, waaronder kerken, kloosters, kruisstenen en grafstenen, archeologische vindplaatsen, forten, prinselijke paleizen, bruggen en musea. Ze liggen er desolaat bij. Ze worden alleen nog geobserveerd vanuit de lucht, door satellieten; het zijn de waakzame ogen van de Amerikaanse Cornell University. Experts bevestigen dat Azerbeidzjan sinds 2021 zeven monumenten met de grond gelijk heeft gemaakt, waaronder twee kerken en twee begraafplaatsen. Acht monumenten zijn zwaar beschadigd, waaronder ook drie kerken. Door vandalisme, bouw- en wegwerkzaamheden worden nog eens 15 monumenten ernstig bedreigd in hun bestaan. Op 13 september 2022 verdween de kerk van St. Sargis in het dorp Mokhrenis van het toneel, net op het moment dat er een nieuwe oorlog dreigde uit te breken in het Armeens-Azerbeidzjaanse grensgebied.

Een van de heiligste en oudste christelijke plaatsen van Artsach, het Dadivank-klooster, wordt ‘beveiligd’ door Russische vredessoldaten. Niemand kan er nog in: geen pelgrim, geen Armeniër. Een handvol jonge Armeense geestelijken leeft er in volledige afzondering, afgesneden van de omgeving, in uiterst moeilijke, vaak bedreigende omstandigheden, om het klooster en zijn millennia-oude erfgoed met gebeden te behouden en te verdedigen. Wegtrekken kunnen ze niet, want als ze deze heilige plaats verlaten, zal deze aan Azerbeidzjan zal vallen. En wat zal er dan mee gebeuren?

Een jonge Armeense diaken, bleek, met vermoeide ogen en vingers klam van de kou, maar met vaste stem, zingt in de kerk van de Moeder Gods van het Dadivank-klooster een middeleeuwse hymne ter ere van de Heer. Hij ziet er verloren uit binnen de vochtige en koude muren. De ogen van de engelen van het altaarfresco rusten op hem, maar Europa wendt zijn blik af.

Het artikel verscheen eerder in Herder Korrespondenz

Auteur

  • Jasmine Dum-Tragut

    Hoogleraar Algemene Linguïstiek en Armeense studies aan de universiteit van Salzburg; hoofd van de afdeling voor Armeense studies en het Centrum voor de Studie van het Christelijke Oosten. Senior onderzoeker bij de afdeling Bijbelstudies en Kerkgeschiedenis.

    Bekijk Berichten

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.