Kardinaal Rufa’il I Louis Sako, de patriarch die zich durft uit te spreken

In maart 2021 bracht paus Franciscus een bezoek aan Irak, een unieke reis die veel mensen tot hun verbazing deed ontdekken dat er in Irak ook christenen wonen.  De Chaldeeuws-katholieke kerk is de voornaamste christelijke gemeenschap, ontstaan in de zestiende eeuw door afsplitsing van de  Kerk van het Oosten (vaak Nestoriaanse Kerk genoemd), en die sinds de negentiende eeuw stevig verbonden is met Rome. Sinds 2013 wordt ze geleid door Louis Sako, die als patriarch de naam Rufa’il (arabisch voor Rafaël) aannam. In 2018 wijdde paus Franciscus hem tot kardinaal.

Patriarch Sako is een opmerkelijke man, met sterke overtuigingen en een grote pastorale bewogenheid. Na eerst wat biografische gegevens, probeer ik te schetsen hoe hij  probeert zijn kerk een plaats te geven in een land waar christenen nog maar een minieme minderheid vormen: 200.000 op een totale bevolking van 33 miljoen.

Hij werd geboren in 1948 in Zakho, een stad in Iraaks-Koerdistan niet ver van de Turkse grens in een regio met een relatief groot aantal christenen, zeker in de tijd van Sako’s geboorte. Zoals zoveel Chaldeeuwse jongens studeerde hij aan het Sint Jans-seminarie in Mosul, een instelling geleid  door Franse dominicanen die garant stonden voor een solide vorming, met grote aandacht voor de eigen tradities, theologie en spiritualiteit van de lokale oosterse kerken. Na zijn priesterwijding in 1974 studeerde Sako verder aan het Oosters Instituut te Rome en daarna aan de Sorbonne te Parijs; beide studies rondde hij af met een doctoraat. Bij terugkeer in Irak werd hij directeur van de priesteropleiding in Bagdad en korte tijd pastoor in Mosul. In 2002 werd hij benoemd tot aartsbisschop van Kirkuk, een functie die hij zou uitoefenen tot aan zijn verkiezing als patriarch. Hij resideert nu in Bagdad.

Patriarch Sako ©Österreichischer Ausserministirum

Arabisering van  christenen

De beide proefschriften van Sako behandelen aspecten uit de vroegste periode van  de geschiedenis van de Kerk van het Oosten, die van het Perzische Rijk, nog voor de komst van de islam. Ze tonen Sako als iemand die een goede kennis heeft van de vroegste literatuur van zijn Kerk, geschreven in het Syrisch, (een vorm van Aramees), een taal die ook gebruikt wordt in de liturgie en die hij op het Sint Jans-seminarie in Mosul volop heeft moeten studeren. Het grootste deel van de geschiedenis van de Kerk van het Oosten (en ook van de Chaldeeuwse Kerk)speelde zich echter binnen een islamitische setting af. Bagdad was eeuwenlang het centrum van de islamitische wereld, niet alleen politiek, maar ook intellectueel, met een groot aantal geleerden die een Arabisch-islamitische filosofie ontwikkelden en de aanzet gaven tot de vernieuwing van de geneeskunde die tot dan toe voortborduurde op patronen uit de klassieke oudheid. Die Arabisch-islamitische bloeiperiode was gedeeltelijk te danken aan lokale christelijke geleerden die met hun kennis van Grieks en Syrisch een motor van vernieuwing konden zijn. Het  Huis der Wijsheid, een soort onderzoeksinstituut,was alleen maar mogelijk dank zij de bijdrage van christelijke geleerden. Ook deze periode, met een daarmee gepaard gaande arabisering van de christenen, oefende op Sako een grote fascinatie uit.

Net na zijn benoeming tot bisschop van Kirkuk, – een multiculturele stad van Koerden, Arabieren, Turkmenen en een kleine christelijke minderheid -, nam Sako het initiatief de imams van de lokale moskeeën uit te nodigen. De aanleiding was de publicatie van zijn hand van een klein boekje over christelijke denkers uit precies de Abbasidische periode, de tijd dat christelijke filosofen en theologen begonnen in het Arabisch te schrijven.

Persoonlijke noot

Ik was bij de presentatie aanwezig en een aantal zaken zijn me opgevallen. Ze zeggen iets over Sako. Allereerst, de imams waren uiterst aangenaam getroffen door deze uitnodiging. Het zou de eerste worden van een aantal ontmoetingen, en liet een langzame verschuiving zien van naast elkaar leven naar regelmatige contacten. Het initiatief typeert Sako, voor wie het gesprek met vertegenwoordigers van de islam van essentieel belang is. Dit was dan ook een van de hoofdthema’s van het recente pausbezoek. Maar ‘gesprek’ betekent voor Sako ook dat hij eerlijk zijn mening kan geven. Herhaaldelijk heeft hij er op gewezen dat de huidige staatsstructuur van Irak, waar het islamitisch recht een dominante plaats heeft, achterhaald is. Volwaardig burgerschap, waar religie niet van belang is voor de plaats die je bekleedt in de maatschappij, is wat hem betreft het model dat ook in Irak nagevolgd moet worden.

Syrisch of Arabisch? 

Een tweede punt dat me bij de ontmoeting van de imams opviel, was dat de ze verbaasd waren dat er zoiets bestond als Arabisch-christelijke literatuur. Voor hen was het een automatische aanname dat christenen in het Syrisch schrijven, en dat Arabisch eigenlijk de taal van de islam is. Ze raakten hiermee een heikel punt. De christenen van Irak zijn terecht trots op hun eigen taal en identiteit die niet-Arabisch is. Sommigen vinden dat een erkenning als etnische minderheid – waar politieke concessies aan verbonden zouden moeten worden – de beste manier is om een plaats te hebben in het huidige Irak. Een  houding die Sako resoluut  afwijst. Je etnisch profileren betekent voor hem: jezelf marginaliseren in de grote zee van het Arabisch. Christenen zouden in zijn ogen juist volop ook de Arabische kaart moeten trekken, want alleen op die manier kunnen ze een rol spelen in de maatschappij. Vandaar het belang dat hij hecht aan de christelijk-Arabische literatuur. Voor hem is deze literatuur het bewijs dat christenen in de geschiedenis in staat zijn geweest te communiceren met de Arabisch-islamitische wereld en dat ze mede-actoren zijn geweest bij het uitbouwen van de Abbasidische beschaving. Op deze manier neemt hij duidelijk stelling in het debat dat christenen in Irak volop bezig houdt: probeer je als christen een etnisch profiel uit te bouwen, en daar bepaalde culturele, linguïstische en politieke eisen aan te verbinden, zoals het uitbouwen van een eigen autonome christelijke regio? Of wil je je engageren in de bredere maatschappij, waar een te grote benadrukking van een apart etnisch profiel eerder een belemmering is? Op het vlak van de liturgie vertaalt zich dit in een resolute keuze voor het Arabisch, inmiddels de gangbare taal van de meeste christenen in plaats van het traditionele Syrisch-Aramees.

Ten derde viel het me op dat de imams, die hun theologische training vooral in Bagdad hadden genoten, geen enkele notie hadden van de geweldige, productieve christelijk-islamitische interactie in de Abbasidische tijd. Dat was blijkbaar een hoofdstuk dat het best vergeten kon worden. Vandaar Sako’s pleidooi’ voor herziening van de leerboeken: christenen zijn niet zomaar een minderheid, maar hebben Irak mee vorm gegeven en willen dat nog steeds doen. Dit is iets wat de gehele Iraakse bevolking zou moeten horen.

Sako is niet bang om zijn mond open te doen. Hij is kritisch naar de regering  en klaagt corruptie en incompetentie aan. Hij is even kritisch over christelijke politici, die een etniciteit voorstaan in plaats van een christelijke gemeenschap en zich daarbij laten manipuleren door de grote politieke partijen. Momenteel is Sako’s officiële erkenning door de Iraakse regering ingetrokken, een beslissing die geïnspireerd is door een christelijke politieke partij. Hij heeft zich sindsdien teruggetrokken in Koerdistan, ver weg van de hoofdstad. Het is afwachten hoe het verder gaat.

Tot slot: de Chaldeeuwse kerk is voortgekomen uit de Kerk van het Oosten. Ook de leider van deze kerk, Mar Awa woont in Irak, en beide kerkleiders kennen elkaar goed. In een volgend portret schrijven we meer over hem.

Openingsfoto: brug bij Zakho ©flickr:Jamesdale 10

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.