Het pacifisme van Lev Tolstoj: een Russische stem voor vrede

Sieuwert Haverhoek geeft lezingen over het gedachtegoed van Tolstoj, Erasmus en Gandhi. Hij ziet dat als zijn bijdrage tot wereldvrede. Zo bracht hij onlangs de Nederlandse vertaling van Leven en Dood uit, een verzameling van citaten, essays en verhalen bijeengebracht door de Tolstoj. Hieronder publiceren we de lezing die de Tolstoj kenner onlangs gaf naar aanleiding van het verschijnen van Leven en Dood voor de Studentenkerk in Nijmegen.

In deze tijd van oorlog tussen Rusland en Oekraïne, waarin Rusland de agressor is, klinkt de titel van dit essay wat onwaarschijnlijk want in de Russische geschiedenis is moord en doodslag nooit ver weg geweest. De tsaren verzot waren op oorlog, waarbij zonder gewetensbezwaren jongemannen uit de lagere sociale klassen als kanonnenvlees werden opgeofferd voor immorele doeleinden. Twee van hen, Ivan de Verschrikkelijke en Peter de Grote, hebben zelfs hun eigen zoon en troonopvolger eigenhandig vermoord. Volk en kerk keken zwijgend toe en dat doen ze nog steeds.

Er is echter weinig reden dat wij, West-Europeanen, ons superieur mogen achten aan de Russen. Ook onze eigen geschiedenis staat bol van oorlog en geweld, meestal van christenen tegen christenen. Daarbij namen religieuze leiders en christelijke vorsten altijd het voortouw. De kruistochten en de diverse Europese godsdienstoorlogen spreken boekdelen. Verlichte geesten als Erasmus, die oorlog op basis van de Bijbel verwierpen, werden monddood gemaakt. Hun boeken werden verboden en vaak ook verbrand.

Tijdens de Verlichting werd dit blinde religieuze fanatisme ter discussie gesteld. De vredesgedachten van denkers als Erasmus, Spinoza, Rousseau en Kant konden echter niet verhinderen dat revolutionaire maatschappelijke omwentelingen met moord en doodslag gepaard gingen. Toch groeide het idee van een vredesgedachte in de negentiende eeuw. Er werden vredesconferenties belegd met als doel om de staatshoofden tot samenwerking en uiteindelijk tot vrede te bewegen. Helaas zonder resultaat. Er waren allerlei tegenkrachten werkzaam: er bestond wantrouwen tussen de diverse religieuze stromingen, tussen staten en hun leiders er waren, er was sprake van geopolitieke en economische concurrentie door grensconflicten en door verovering van koloniën in andere delen van de wereld. Bovendien waren er uitdagende wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, die vooral waren gericht op nieuwe wapen- en vervoerssystemen.

Instituten voor vrede

De oprichting van de Volkenbond in 1919 was een direct gevolg van de Eerste Wereldoorlog met als belangrijkste doel oorlogen te voorkomen. Ondanks allerlei vredesinitiatieven gedurende het interbellum als War Resisters International en in Nederland Kerk en Vrede, werd de Volkenbond een triest debacle; de Tweede Wereldoorlog brak uit met opnieuw miljoenen doden als gevolg. De hoofden van staat konden daarna niets beters verzinnen dan opnieuw de oprichting van dure instituties zoals de Verenigde Naties en de NAVO met hetzelfde doel als de Volkenbond: het garanderen van vrede, veiligheid en vrijheid voor de lidstaten. Wederom gingen de grote mogendheden gewoon door met bewapenen, gesteund door wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en vooral gedreven en gedomineerd door economische en geopolitieke motieven.

Vredesbetoging in 1914 in Amsterdam

Anno 2025 zitten we daar middenin met de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne, religieuze conflicten in het Midden-Oosten en gewelddadige stammentegenstellingen in Ethiopië, Congo en Darfur, etc. Hoe dit alles te stoppen? Met nog meer instituties?

Van een originele denker van de twintigste eeuw, Albert Einstein is de uitspraak bekend: ‘Als je altijd doet wat je altijd deed, zal je altijd krijgen wat je altijd kreeg!’ Toegepast op het bovengeschetste wereldgebeuren: ‘Als je wederzijds blijft bewapenen, zal je altijd oorlog krijgen.’

De voor de hand liggende conclusie, die zelden wordt getrokken, luidt dat vrede niet van bovenaf door regeringen en instituties kan worden opgelegd of afgedwongen. Dat doet de logische vraag opkomen: is vrede dan wel mogelijk zonder dwang van bovenaf, dus van onderop, door burgerinitiatieven en hoe zou dat dan handen en voeten kunnen krijgen? Want, in de woorden van Erasmus: ‘Het volk wil vrede, maar machthebbers kennelijk niet.’

Tolstoj en zijn levensvragen

Degene die de generaties overstijgende gevaren van de bewapeningswedloop al omstreeks 1900 scherp doorzag was de Russische schrijver Lev Nikolajevitsj Tolstoj (1828-1910). Dat inzicht kwam hem niet aanwaaien. Hij had als militair in de Kaukasus en tijdens de Krimoorlog het monster van oorlog zelf in de bek gekeken en in zijn verslagen erover en in zijn magnum opus Oorlog en Vrede de krankzinnigheid van oorlog al uitvoerig beschreven. Hij was er rijk en beroemd door geworden. Antwoorden op de vraag hoe deze menselijke ellende voorkomen kan worden had hij niet en hij voelde ook geen verplichting in die richting.

Rond zijn vijftigste levensjaar zag hij de betrekkelijkheid van eigen roem en rijkdom in en raakte in een diepe existentiële crisis. Als overtuigd nihilist realiseerde hij zich dat hij de drie levensvragen (hij las dat bij de Duitse filosoof Georg Lichtenberg) niet kon beantwoorden: 1. Waarom ben ik hier op aarde? 2. Wie ben ik? 3. Wat moet ik doen? Als kind van de Verlichting en bewonderaar van Schopenhauer was Tolstoj echter ook realist, die geen vragen uit de weg ging. Het alternatief voor hem was suïcide, zo diep zat hij in zijn midlifecrisisachtige depressie.

Waarom ben ik op aarde?

In zijn zoektocht naar antwoorden raadpleegde Tolstoj tal van bekende wijsgeren. Hij noteerde de uitspraken over de zin van het leven die hem aanspraken. Zo las hij bij Confucius (ca. 500 v. Chr.) al enkele treffende oneliners als de Gulden Regel ‘Behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden’ en ‘Een wijs man zoekt alles in zichzelf, een dwaas zoekt alles bij anderen.’ Hij las vergelijkbare wijsheden in hindoe- en boeddhistische geschriften, die hij voorheen als heidense, dus inferieure, literatuur beschouwde. Gaandeweg keek hij daar genuanceerder tegenaan, want ook bij het lezen van uitspraken van enkele Griekse en Romeinse wijsgeren, zoals Socrates, Epictetus, Seneca, Marcus Aurelius, etc. kon hij het waarheidsgehalte ervan niet ontkennen. Ook dissidente christelijke denkers en dwarsliggers zoals Meister Eckhart, Erasmus en latere filosofen als Rousseau en Schopenhauer, wier geschriften waren verboden door de kerk, maakten diepe indruk op hem. Al vroeg de Russische schrijver zich in Mijn biecht (1880) wel af wat hij eigenlijk zocht: ‘Wat is het in mij dat naar waarheid zoekt? Zou dat soms God kunnen zijn?’ Als overtuigd nihilist leek hem dat zeer onwaarschijnlijk, want een mens is slechts in staat te denken in dimensies van plaats en tijd, waarbij alles draait om fysiek en materieel voordeel. Daarom ontkent de nihilist een diepere zin en betekenis van het leven.

Toch kon hij na een jaar nog geen samenhangend antwoord op de drie levensvragen vinden bij de grote denkers. Omdat hij al vroeg met de kerk had gebroken nam hij met tegenzin het Nieuwe Testament ter hand en begon dus bij Mattheüs te lezen. In zijn jeugd had hij die teksten wel gelezen, maar ervoer destijds al een ongemakkelijke discrepantie tussen de morele christelijke leer van Jezus en de immorele leefwijze, die hij vooral bij alle tsaren en zijn eigen elitaire kring aantrof en die door de Russisch Orthodoxe Kerk oogluikend werd toegestaan. Toen hij bij hoofdstuk vijf was aangekomen las hij de aanhef tot de Bergrede van Jezus. Hij herinnerde zich dat hij zich destijds had geërgerd dat armen van geest en vervolgden, barmhartigen, vredestichters en reinen van hart door Jezus werden opgehemeld. ‘Met die zwakkelingen kun je toch geen oorlog winnen?’ zo stelde hij in Mijn biecht.

Maar nu hij diep in de put zat keek hij toch anders tegen die teksten aan. ‘Die armen van geest,’ zo vroeg hij zich vervolgens af, ‘wie zijn dat eigenlijk?’ Toen hij daarover nadacht, kreeg hij een mystieke ervaring die hem duidelijk maakte dat hij, de grote Tolstoj, de beroemdste schrijver van Rusland met een ongeëvenaarde intelligentie en mensenkennis, zelf tot die armen van geest behoorde. Want ‘arm van geest’ veronderstelt dat er toch nog ruimte binnen een mens over moet zijn om ‘rijk van geest’ te worden. Behalve natuurlijk als je, zoals de schrijver zelf, al geheel vervuld bent van jezelf (lees ego), dan is er geen ruimte meer over voor een extra portie geest. Het drong nu tot hem door: ‘Kennelijk bestaat er naast de materiële wereld, waarin ik tot nu toe heb geleefd, ook een geestelijke werkelijkheid, waarin abstracte begrippen als liefde, vrede en gerechtigheid een rol spelen.’

Bij het lezen van de Bergrede, waar hij zich nu steeds sterker persoonlijk toe aangetrokken voelde, moest Tolstoj toegeven dat hij tot nu toe zijn leven op de verkeerde doelen had gericht. Het was pijnlijk voor hem te erkennen dat hij zijn beroemde werken met een enorm ego had geschreven. ‘Ik wilde de beroemdste schrijver van de wereld worden. Ik wilde Homerus naar de kroon steken. En natuurlijk wilde ik rijk en beroemd worden. Ikke, ikke, ikke en de rest heb ik laten stikken. Die “rest” zijn natuurlijk de uitgebuite boeren, die vijfentachtig procent van de Russische bevolking uitmaken, en ik heb ze links laten liggen. Kan ik iets doen om hun lijden te verzachten of zelfs hen uit de slavernij te bevrijden?’

Tekstfragmenten uit Oorlog en Vrede van Tolstoj in het glasraam Open Boek van Herman Blondeel

Nu had hij, als teken van zijn ommekeer, de sterke neiging zijn grote werken Oorlog en Vrede en Anna Karenina ‘damesromans’ te noemen. Boeren hadden geen geld voor boeken, konden vaak niet lezen en hadden er ook geen tijd voor. Alleen de elite kon zich de dure en omvangrijke romans veroorloven en vooral de adellijke dames konden zich daarin herkennen, want het ging in die boeken voornamelijk over hen en hun leefomstandigheden.

Kader
DE BERGREDE
Het is vreemd gesteld met de Bergrede. Enerzijds wordt die als het toppunt van de religieuze wereldliteratuur beschouwd door denkers uit vrijwel alle godsdiensten en zelfs (misschien juist) door mensen die zichzelf als ongelovig afficheren. Anderzijds is de Bergrede vooral door kerkvaders, zoals Augustinus, Thomas van Aquino en door hervormers met Luther voorop, afgezwakt tot een onhaalbaar ideaal. Dus begin er maar niet aan, en vergeet maar wat er geschreven staat in Matt.5:48: ‘Wees volmaakt, want jullie hemelse vader is ook volmaakt.’ Neen, liever citeert men uit Pred.7:16: ‘Wees niet al te rechtvaardig, waarom zou je jezelf tot verbijstering brengen!’ Een tekst die rechtstreeks tegen de leer van Jezus ingaat en die desastreuze gevolgen heeft gehad in de wereld en het kerkelijk christendom tandeloos en weerzinwekkend heeft gemaakt. Zou dat een mogelijke oorzaak kunnen zijn van kerkverlating?

Is mijn ego een probleem?

In Matt.16:24 las Tolstoj wat hij in zichzelf zou kunnen veranderen. Jezus zegt daar: ‘Wie mijn discipel wil zijn moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en mij volgen.’ Concreet vertaalde Tolstoj deze tekst met: ‘Als ik een christen wil worden dan moet ik mijn ego opgeven, moet ik bereid zijn lijden te ondergaan en moet ik de levenslessen van de Bergrede persoonlijk nastreven.’

Hij merkte door deze overwegingen, dat het antwoord op de eerste levensvraag ‘Waarom ben ik hier?’ steeds dichter binnen zijn begripsvermogen kwam. Hij filosofeerde verder in zowel Mijn biecht als Wat ik geloof: ‘Ik als nihilist, ervaar dat er een kracht in mij is die mij richting waarheid stuwt. Dan moet deze kracht eveneens in elk ander mens aanwezig zijn. Dus God is in ons! Daar moet toch een bedoeling achter zitten. Maar wat?’

Het ultieme antwoord

In de Bergrede vond Tolstoj het meest heldere, unieke en samenhangende antwoord op de genoemde levensvragen, die de wereldliteratuur te bieden heeft. De Bergrede bestaat uit vier gedeelten: de doelgroep, de missie, de levenslessen en als sluitstuk: de praktijk met haar gevolgen.

Jezus begint met het benoemen van zijn doelgroepen. Dat zijn (Matt.5:1-8) dus niet de ‘groten der aarde,‘ waar de meeste mensen hun vertrouwen op stellen, maar de ‘armen van geest’ en andere ‘zwakkelingen’. Hen wordt hoop gegeven, ze worden ‘opgehemeld’ en even later (vs.9-16) zelfs ‘het zout der aarde’ en ‘het licht der wereld’ genoemd. Kortom, juist de eenvoudige mensen hebben een missie om medemensen te bemoedigen en vrede te brengen. Echter niet om zelf geëerd te worden (ego), maar tot eer van God de Vader. Voordat die ‘armen van geest’ voor hun taak bekwaam zijn moeten ze wel eerst een paar hoofdstukken (Matt.6 en 7) waarin een stel pittige lessen en leefregels staan, doorwerken en zich die eigen maken. De Bergrede eindigt in Matt. 7 met de voor ieder mens onontkoombare conclusie: ‘Degene die mijn woorden wel hoort maar niet doet lijkt op een man die zijn huis op zand heeft gebouwd en de stormen en regen komen en er blijft niets van over. Maar degene die mijn woorden hoort en ze in praktijk brengt lijkt op een man die zijn huis op een rots heeft gebouwd en alle stormen kon doorstaan.’

Bergrede.©Carl Bloch

Wij zijn gewend deze conclusie (tamelijk vrijblijvend) te formuleren met ‘Verbeter de wereld en begin bij jezelf.’ Maar Tolstoj herformuleert die uitspraak scherper en persoonlijker met: ‘Ieder mens wil de wereld wel verbeteren, maar zichzelf verbeteren, dat komt in de meesten niet op!’ Daarvoor zijn een moreel anker, zelfinzicht, doorzettingsvermogen, karakter en roepingsbesef voor nodig.

De concrete morele lessen die Tolstoj selecteerde uit de Bergrede met het oog op vrede, komen straks aan de orde. Maar eerst zelfinzicht, dus wie ben ik?

Wie ben ik?

Met de noodzaak tot zelfinzicht zijn we aan de beantwoording van de tweede levensvraag toe: wie ben ik? Volgens de Griekse filosoof Thales van Milete is die vraag een van de moeilijkste om te beantwoorden. Toch geeft een schrijver als Dostojevski in Waarom oorlog? een leerzaam universeel geldend antwoord op die vraag: ‘Een mens is een vat vol tegenstrijdigheden. Elk mens heeft een potentie tot liefde en creativiteit in zich, maar ook een neiging tot haat en destructie.’

Degenen die hun ego als hinderlijk en beperkend hebben ervaren zullen dat (h)erkennen. Haat en liefde zijn communicerende vaten. Als een mens zich toelegt op een groei in liefde voor de medemens, zal de haat navenant afnemen. Het omgekeerde geldt eveneens: hoe meer haat in de opvoeding, hoe minder een mens in staat is om lief te hebben. Volgens de grote schrijvers staat het koesteren van het eigen ik (ego) zelfkennis in de weg. Samen met de Gulden Regel is het bijbrengen van dit inzicht een pedagogische taak voor alle mensen en alle culturen op de weg naar wederzijds begrip en het besef dat wij allen gelijkwaardige broeders en zusters zijn. Dan komt wereldvrede binnen bereik.

Wat moet ik doen?

Tolstoj zag toen duidelijk de missie voor zich, waaraan hij de rest van zijn leven zou willen wijden. Was zijn doelgroep aanvankelijk de rijke elite, nu zag hij in dat het de arme boeren moesten zijn. Maar hoe doe je dat? Hoe overbrug je de kloof tussen rijk en arm, die leefden met eeuwenoud wantrouwen en uitbuiting?

Als elitaire, adellijke grootgrondbezitter zocht hij met enige moeite toenadering tot de ongeletterde boeren, bewerkte samen met hen het land, ging vriendschappen aan en besloot eenvoudiger te gaan leven. Lichamelijke arbeid in combinatie met eenvoudig voedsel hielpen hem om zijn verslavingen te lijf te gaan. Hij werd vegetariër, liet drank en tabak staan en kleedde zich als boer. Hij richtte zijn schrijversgaven en talenten nu op de verbetering van hun maatschappelijke positie en de bewustwording van hun roeping. Er waren rond die tijd allerlei revolutionaire bewegingen actief in Rusland, maar Tolstoj hield de boeren voor geweldloos te blijven strijden voor het recht op eigen land en militaire dienst te weigeren. Geweldloosheid voor als de enige duurzame vorm van verzet tegen uitbuiting.

Wat ik geloof

Maar eerst had hij de drang om zelf schoonschip te maken en met zijn verleden af te rekenen. Hij schreef Mijn biecht (1880), in navolging van de Bekentenissen van Augustinus en Rousseau, waarin hij al zijn zwakheden en misstappen uit zijn verleden beleed. Daarna stortte hij zich op de vier evangeliën om de boodschap van Jezus voor iedereen toegankelijk te maken. Hij vatte ze samen in Mijn kleine evangelie (1882), waarin hij de wonderen wegliet om de boodschap van wat Jezus van ons vraagt te benadrukken. Vervolgens wijdde hij zich aan de verklaring van de Bergrede en publiceerde dat in een uniek radicaal pacifistisch werk Wat ik geloof (1884). De genoemde boeken werden verboden door de Russische censuur omdat kerk en staat door Tolstoj verantwoordelijk werden gehouden voor de uitbuiting van de boeren. Maar zijn manuscripten werden naar West-Europa gesmokkeld en daar vertaald en verspreid; ze werden met verwondering onthaald, want een stem van vrede uit Rusland was men niet gewend. Vanuit kerkelijke en wetenschappelijke kring was er wel kritiek, maar voor allerlei sociale activisten en wereldverbeteraars (o.a. Jane Addams, Mahatma Gandhi, Albert Schweitzer en in Nederland Bart de Ligt) waren zijn werken inspirerend. Uitbuiting van de lagere klassen kwam aan het eind van de negentiende eeuw immers overal ter wereld voor.

Om de leer voor eenvoudige mensen toegankelijk te houden vatte Tolstoj de Bergrede samen in vijf morele leefregels: 1. Niet boos worden en geen boosheid uitlokken. 2. Geen overspel plegen. 3. Niet oordelen en veroordelen en geen eed zweren.4. Geen geweld met geweld beantwoorden. 5. Geen wij-zij-denken.

Nationalisme en religieus superioriteits-denken beschouwde hij als onderliggende oorzaken van geweld en oorlogen. De genoemde regels vormen het morele fundament, niet alleen voor persoonlijke verbetering, maar ook als middel om de mens te helpen maatschappelijke ontwikkelingen te beoordelen op hun waarheidsgehalte. Dienstplicht wees dus hij af omdat daarbij het zweren van een eed vereist is. Wel of niet op bevel een medemens doden is eveneens tegen de wil van God, die het geweten van elk mens stuurt.

Wat ik geloof werd weliswaar in Rusland verboden, maar de uiteenlopende reacties uit het buitenland verwerkte Tolstoj in zijn meest bekende religieuze werk Het Koninkrijk Gods is binnen in U! (1893).

Geloof

Tolstoj had al rond 1872 een schooltje opgericht voor de boerenkinderen op zijn landgoed Jasnaja Poljana, maar tien jaar later, zag hij scherper het enorme pedagogische en educatieve belang ervan in. Hij realiseerde zich dat de jongetjes van zijn school het risico zouden lopen te sneuvelen als voor oorlogszuchtige tsaren als kanonnenvlees te dienen. Tolstoj had voor ogen om ze geestelijk weerbaar te maken tegen zinloze oorlogen opdat ze later massaal dienst zouden weigeren als ze zouden worden opgeroepen. Met veel geduld startte hij een opvoedkundig traject om hun geweten te vormen.

Hij wilde hun ouders laten meeprofiteren van de wijsheden die hij had opgedaan in zijn depressieve periode. Door de kerk werd dat afkeurenswaardige wereldse wijsheid genoemd, maar Tolstoj zag daar een goddelijke, dus eeuwige wijsheid in, die in alle culturen kon ontstaan, maar die religieuze en wereldlijke machthebbers hebben onderdrukt. Hij besloot deze gevonden ‘parels van grote waarde’ te verzamelen en uit te geven in een z.g. ‘Kalender van wijsheid’ voor dagelijkse inspiratie. Steeds meer thema’s en verhalen van zichzelf en andere grote schrijvers voegde hij toe om het bewustwordingsproces van zijn mensen te bevorderen.

Gedurende de laatste tien jaar van zijn leven realiseerde Tolstoj zich dat deze levenswijsheden niet alleen voor de Russische bevolking van levensbelang waren, maar voor alle volken. Dit resulteerde in zijn laatste werk Leven en dood, dat onlangs in het Nederlands is gepubliceerd. Het werk is de laatste gift van Tolstoj aan de mensheid en bevat zijn opvatting over de morele basis voor wereldvrede. Volgens hem kan elk mens die zich daartoe geroepen voelt, bijdragen aan deze vrede indien hij of zij zich dagelijks laat vormen door naast natuurlijk voedsel ook geestelijk voedsel gedoseerd tot zich te nemen. Want geestelijke groei en vorming is een levenslang leerproces dat een morele basis nodig heeft. Tolstoj heeft met dit boek een kostbare en tijdloze gift aan de mensheid achtergelaten.

Een uitspraak van Tolstoj, die destijds al actueel was, maar nu nog steeds scherp de kern van de nood in de huidige wereld kenmerkt: ‘Als bij alle wetenschappelijke en technische verworvenheden de morele ontwikkeling van de mens achterblijft, vormt dat de grootste bedreiging voor de mensheid.’

In navolging van Jezus heeft Tolstoj als een eigentijdse profeet de weg gewezen naar het alternatief: ‘Zoek eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid en de rest zal u toegeworpen worden (Matt.6:33). En waar is dat koninkrijk? Het Koninkrijk is binnen in u! (Lukas 17:21). Dus vrede begint bij onszelf!’

Openingsfoto: Lev Tolstoj in 1908 op zijn landgoed Jasnaja Poljana. ©Sergej Prokudin-Gorskij


Sieuwert Haverhoek temidden van zijn boeken

Auteur

  • De laatste  tien jaar heeft Sieuwert Haverhoek (1945)  dertig verboden werken van Tolstoj vertaald en uitgegeven. Daarvoor was hij mileuadviseur en lector Duurzaam ondernemen.

    Bekijk Berichten

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.