De behoefte van de Orthodox Zendende Instantie (OZI) aan erkenning

Wanneer, en onder welke voorwaarden, wordt een godsdienstige instelling door het Ministerie van Justitie als zelfstandig zendende instantie erkend? Hoe is dat in Nederland geregeld? Welk probleem wordt er opgelost wanneer het ministerie een godsdienstige instelling erkent? In tegenstelling tot de andere denominaties in Nederland, zoals de protestantse, humanistische, joodse, hindoeïstische, rooms-katholieke, islamitische en boeddhistische denominaties, worden de Oosters- en Oriëntaalse tak binnen het christendom niet erkend als zendende instantie. Daarom heeft de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI) op 6 november 2019 een “Verzoek tot erkenning van de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI)” ingediend bij Sander Dekkers, de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming van Nederland. Momenteel hebben ingeslotenen met een Oosters- of Oriëntaals christelijke achtergrond meer behoefte aan pastorale medewerkers met een vergelijkbare achtergrond. Tegelijkertijd ervaren de verantwoordelijke geestelijken en pastorale medewerkers het als een belemmering van hun godsdienstige vrijheden, zoals die staan beschreven in de grondwet.

Momenteel is op de webpagina van de OZI te lezen dat Dekker: “…op 13 oktober jongsleden de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI) voorlopig als zendende instantie erkend.” Desalniettemin heeft de OZI om verschillende redenen een bezwaarschrift ingediend. Aan een dergelijke erkenning zijn bepaalde voorwaarden verbonden. De OZI voldoet aan alle voorwaarden om erkend te worden als zendende instantie. Immers, er zijn een substantieel aantal ingeslotenen dat Orthodoxe geestelijke verzorging wenst. Het team van Orthodoxe geestelijke verzorgers is zeer actief. Tegelijkertijd bestaat er een ambtsopleiding voor geestelijke verzorgers. In dit korte artikel zal ik de achtergrond van het verzoek, de erkenning en het bezwaarschrift toelichten.

Achtergrond

Een aanzienlijk aantal ingeslotene Orthodoxen hebben aangegeven Orthodoxe geestelijke verzorging te willen. Om dit te verwezenlijken is er een zending vanuit een zendende instantie vereist. Hoewel er een team van Orthodoxe geestelijke verzorgers binnen de Dienst Geestelijke Verzorging (DVG) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) actief is, wordt de zending geregeld via het Protestantse justitiepastoraat (CIO). In 2010 zijn de Oosters-orthodoxen al een samenwerkingsverband aangegaan, waarin de erkenning als gelijke denominatie een belangrijke rol speelt. Dit heeft geresulteerd in de Stichting Orthodoxe Kerk in Nederland (OKIN). Eerder heeft OKIN al een aanvraag ingediend om als zendende instantie erkend te worden, namelijk op 28 augustus 2010 bij de toenmalige minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin. Destijds heeft de minister OKIN niet erkend als een zendende instantie, waardoor er helaas geen zendingen uitgevaardigd konden worden vanuit OKIN.

De Oriëntaals-Orthodoxen zijn niet achtergebleven en hebben een vergelijkbaar samenwerkingsverband opgericht in 2016, de Stichting Samenwerkingsverband van Oriëntaals Orthodoxe Kerken in Nederland (SOKIN). Op 16 december 2018 hebben OKIN en SOKIN een samenwerkingsovereenkomst gesloten door metropoliet Athenagoras als voorzitter van OKIN en bisschop Arseny als voorzitter van SOKIN. OZI fungeert sindsdien als aanspreekpunt op het gebied van Orthodoxe geestelijke verzorging en scholing van geestelijke verzorgers. Het onderwijs werd voorheen gefaciliteerd aan het Amsterdam Centrum voor Orthodoxe Theologie (ACOT), maar nu aan het Sint-Irenaeus Orthodox Theologisch Instituut te Nijmegen. Het is belangrijk om een geëmancipeerde positie te hebben ten opzichte van de andere denominaties in Nederland.

Nadat het verzoek op 6 november 2019 is verstuurd naar het ministerie zijn de vertegenwoordigers van de Orthodoxe kerkgemeenschappen bijeengekomen op 27 juni 2021 in de Armeense kerk in Amsterdam. Bij deze bijeenkomst is wederom gesproken om OZI te erkennen. Uiteindelijk heeft Dekker op 13 oktober 2021 een reactie naar de Tweede Kamer gestuurd en op 14 oktober naar OZI. De brief van 23 november 2021 van OZI aan de minister geeft hoe er ‘erkenning’ is gegeven aan OZI: “…voorlopig te erkennen als zendende instantie en de Orthodoxen niet als achtste denominatie toe te laten bij het stelsel van de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). U schrijft dat u uw besluit baseert op het onderzoek van de Vrije Universiteit waarvan u het rapport als bijlage meestuurt.” Met andere woorden, OZI wordt voorlopig wel erkend als zendende instantie. Desalniettemin wordt de OZI niet erkend als achtste denominatie naast de protestantse, humanistische, joodse, hindoeïstische, room-katholieke, islamitische en boeddhistische denominaties.

Motivatie OZI

De motivatie van OZI voor het verzoek tot erkenning kan verdeeld worden in twee categorieën. Enerzijds gaat het om het verkrijgen van een gelijkwaardige positie van de OZI ten aanzien van de andere denominaties met dezelfde verantwoordlijkheden en mogelijkheden voor samenwerking. Anderzijds gaat het om preventie, zowel bij nieuwe criminele activiteiten als recidive.

Om het recht op vrijheid van godsdienst van Orthodoxe christenen beter te waarborgen, is het belangrijk dat het team van de Orthodoxe geestelijke verzorgers rechtstreeks onder het gezag van de OZI valt. De erkenning als achtste denominatie in Nederland is daarbij essentieel. Wanneer het ministerie deze erkenning als achtste denominatie goedkeurt, zal het OZI meer verantwoordelijkheid kunnen dragen en gemakkelijker samenwerkingsverbanden aan de kunnen gaan op landelijk niveau. 

Voor de OZI ligt een belangrijke rol in het kader van preventie. De OZI heeft ook benoemd in het verzoek tot erkenning uit 2019 hoopt een belangrijke bijdrage te kunnen leveren voor specifieke groepen gedetineerden, namelijk de eerste en/of tweede generatie Eritrese vluchtelingen. Onder deze groep Orthodoxen is er een stijging te zien van het gedetineerden. Hoewel andere Orthodoxe kerken de Eritrees-Orthodoxe Kerk proberen bij te staan, blijft deze kerk de greep van een dictatoriaal regime in Eritrea ervaren.

Bezwaarschrift OZI aan de minister

Op 23 november 2021 heeft de OZI een bezwaarschrift aangetekend op basis van 8 formele bezwaren en 7 inhoudelijke bezwaren tegen het advies van het Vrije Universiteit Amsterdam (VU). In de eerste plaats is er geen mogelijkheid geweest voor de OZI om inhoudelijk te reageren op het voorgenomen besluit van de minister op basis van het verslag van de VU. Daarnaast blijkt er geen rekening gehouden te zijn met de chronologie. Er wordt enkel verwezen naar het verzoek van 2019, terwijl het in feite om een hernieuwing gaat van het oorspronkelijke verzoek uit 2010. Hirsch Ballin heeft het eerdere verzoek formeel niet afgesloten. Dat is ook duidelijk uit de opschorting uit 2014, waarbij de zending tijdelijk is ingericht via de protestantse denominatie.

Er ligt naast deze bezwaren een fundamentelere kwestie op tafel, zoals in het vijfde, zevende en achtste bezwaar duidelijk wordt: de behoefte aan een gelijke behandeling en een gelijkwaardige positie. De OZI stelt in het vijfde formele bezwaar dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. De OZI krijgt namelijk een andere behandeling dan andere denominaties. Daarbij vergelijkt de OZI de situatie met de Boeddhistische Unie Nederland en het Humanistisch Verbond. In het zevende bezwaar kont duidelijk naar voren dat andere zendende instanties “hebben aangegeven ons recht [OZI] op zelfstandigheid te erkennen.” Desalniettemin heeft het ministerie besloten de aanvraag in handen te leggen van de VU, die de beslissing wederom overlaat aan een klankbordgroep. Dit resulteert in uitsluiting. De procedure lijkt gaandeweg aangepast te worden, aldus de OZI. Hierdoor is er getornd aan het vertrouwensbeginsel. Elk van deze formele bezwaren geeft aan dat gestreefd moet worden naar een gelijke behandeling en gelijkwaardige positie van denominaties.

Het belang voor de Orthodoxe ingesloten wordt volgens de OZI niet meegenomen door de minister. Dat blijkt onder andere uit het derde formele bezwaar. Orthodoxe ingeslotenen herkennen zich niet in de huidige zeven denominaties. De OZI probeert verantwoordelijkheid te nemen in deze kwestie door geestelijke verzorgers op te leiden en in te zetten voor het geestelijk welzijn van ingeslotenen.

Het zesde formele argument van het bezwaarschrift van de OZI is toegelicht aan de hand van zeven punten. Volgens de OZI is de beoordelende instantie, de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam, namelijk niet objectief. De VU heeft de masteropleiding van het Sint-Irenaeus Instituut geëvalueerd als onderdeel van de beoordeling, waarin wordt aangegeven dat de opleiding niet aan alle eisen voldoet. De OZI stelt in het bezwaarschrift dat het besluit van Dekker: “…deels gebaseerd [is] op een zeer bedenkelijk oordeel van de VU-faculteit over de opleidingen van een zuster-faculteit.” Een vergelijking op internationaal niveau ontbreekt in het evaluatierapport van de VU, terwijl de Orthodoxe denominatie wel gelijkwaardig wordt behandeld in België en Luxemburg.

Meer informatie over deze kwestie vindt u hier, de webpagina van de Orthodoxe Zendende Instantie.

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.