De speciale positie van aartsbisschoppen op Cyprus

De orthodoxe kerk is van oudsher een belangrijke speler op Cyprus. In het recente verleden hebben de kerkleiders zich er hard gemaakt voor de hereniging van de twee bevolkingsgroepen (Turks islamitisch en Grieks-orthodox). Aartsbisschop Makarios III (1913-1977) combineerde in de vorige eeuw zelfs zijn geestelijke leiderschap met die van premier, maar het mocht een splitsing op het eiland in een Turks en een Grieks deel niet voorkomen. Tijn Steenhuizen en Dennis van Lambalgen schetsen de situatie op Cyprus en laten zien hoe door de eeuwen heen de Grieks-orthodox christenen en de Turkse moslims een modus vivendi probeerden te zoeken.

Sinds de invasie in 1974 door het Turkse leger, is 35% van het eiland in handen van de Turkse Republiek Noord-Cyprus. Deze inval was een reactie op een staatsgreep, een poging om het eiland voor Griekenland te annexeren, met als gevolg dat de Griekse Cyprioten uit het noorden van Cyprus werden gezet en de Turkse Cyprioten vanuit het zuiden naar het noorden vluchtten. In 1983 verklaarde het noordelijk deel zich onafhankelijk, maar alleen het regime in Turkije erkende het bestaan van de ‘Turkse Republiek Noord-Cyprus’. Het Turkse leger is hier nog steeds aanwezig. De Republiek Cyprus en de internationale gemeenschap beschouwen deze militaire aanwezigheid als een bezettingsmacht.

Bisschoppen bemiddelen
De spanningen op Cyprus kunnen gepositioneerd worden binnen het grotere geopolitieke conflict tussen Griekenland en Turkije. Er zijn verschillende actoren die zich inzetten voor een oplossing, waaronder de Europese Unie. Ook de bisschoppen van de orthodoxe kerk spreken er zich regelmatig over uit. Na de aardbevingen in Turkije en Syrië in februari 2023 en het treinongeluk in Griekenland op 1 maart 2023, stelde aartsbisschop Georgios  in een interview met CNN Türk: ‘Er is niets dat de Cyprioten scheidt van de Turkse bevolking.’ Verder zei hij dat ‘de Griekse Cyprioten altijd in harmonie hebben geleefd met de Turkse Cyprioten.’  De communicatie tussen de vorige generaties van deze twee groepen verliep volgens hem vriendschappelijk en hij hoopt dat dat zo zal blijven. In het interview deed hij daarnaast een oproep om vrede te stichten op het eiland en de gesprekken tussen de groepen voor een mogelijke oplossing te hervatten. Ook zijn voorganger, aartsbisschop Chrysostomus II, heeft samengewerkt met de mufti, de religieuze leider van de Turkse Cyprioten, en andere christelijke leiders om religieuze sites te herbouwen. Dit deden zij om te laten zien dat religie de vrede juist kan bevorderen in plaats van te verhinderen.De bisschoppen op Cyprus nemen zodoende een bemiddelende positie in op het eiland binnen de spanningen tussen de Griekse Cyprioten en de Turkse Cyprioten.

De geschiedenis van de bijzondere rol van de bisschoppen gaat terug tot de Ottomaanse overheersing, toen de orthodoxe Cyprioten geconfronteerd werden met islamitische Turken. Een recentere mijlpaal is de stichting van de Republiek Cyprus in 1960 en het beleid van aartsbisschop en president Makarios III. Dit zal dan ook de periode zijn die in dit artikel wordt behandeld.
                                                                                                              

De orthodoxe bisschoppen onder de Ottomaanse overheersing

De Grieks-orthodoxe traditie en het Griekse karakter van Cyprus gaan ver terug in de tijd. Na de scheiding van het Romeinse Rijk in het jaar 286 werd Cyprus onderdeel van het Oost-Romeinse Rijk. Cyprus zou hierna 900 jaar onder Byzantijns bewind blijven, in deze periode ontstond het sterke Grieks-christelijke karakter van het eiland. De orthodoxe kerk van Cyprus is daarnaast een van de oudste oosters-orthodoxe kerken die zichzelf onafhankelijk (autocefaal) heeft verklaard. Haar onafhankelijkheid werd erkend tijdens het Concilie van Efeze in het jaar 431.

In 1570 viel sultan Selim II Cyprus binnen en kwam het eiland onder islamitische heerschappij. Aanvankelijk hadden de christenen het zwaar te verduren. Hun kerken werden geplunderd. Wie zich er had verscholen werd om het leven gebracht, waaronder twee bisschoppen van de orthodoxe kerk, en met hen vele priesters en nonnen. De Ottomanen vergunden de orthodoxe kerk wel enkele privileges: zo mochten ze hun religie vrijelijk uitoefenen en de door de Ottomanen ingenomen kloosters vrijkopen. Orthodoxe Cyprioten mochten huizen, landgoederen en andere soorten van eigendom kopen, waarbij het was toegestaan om ze over te dragen aan erfgenamen. Daarnaast werd de orthodoxe gemeenschap aangewezen als leider van alle christelijke gemeenschappen op Cyprus. De aartsbisschop en de bisschoppen van Paphos, Kition en Kyrenia verkregen van de sultan ook belangrijke privileges, met als gevolg dat de bisschoppen relatief veel macht kregen op zowel geestelijk als politiek en economisch gebied. Sterker nog, je zou kunnen zeggen dat het Ottomaanse bewind de cohesie onder de orthodoxe christenen bevorderde.

De Ottomanen hadden hun rijk verdeeld in millets, religieuze gemeenschappen die een gedeeltelijke onafhankelijkheid genoten. Het millet-stelsel zorgde ervoor dat de kerk van Cyprus veel autoriteit verwierf en dat het hoofd van de kerk de leider van de Griekse Cyprioten werd, de zogenoemde ethnarch. Immers, zolang deze ethnarch voldeed aan de eisen van de Ottomanen, maakte zijn religieuze overtuigingen en functies verder niet uit. Daarnaast schaften de Ottomanen het feodale systeem af waardoor de kerk van Cyprus de verantwoordelijkheid kreeg over de politieke en fiscale administratie van de christenen. De Ottomanen autoriseerden zelfs bisschopsverkiezingen: de gekozen bisschoppen zouden dienen als beschermers van hun religieuze volgelingen.

Leiders en beschermers

De kerk van Cyprus zocht toenadering tot de Europese machten om het eiland te heroveren, maar in 1660 veranderde dit. De Ottomaanse staat zocht in deze periode naar een manier om het machtsmisbruik en de corruptie van de Ottomaanse gouverneurs op het eiland tegen te gaan, met als gevolg dat de leiders van de orthodoxe kerk werden opgenomen in de lokale administratie. Voortaan waren de bisschoppen en andere geestelijken verantwoordelijk voor het toewijzen en het verzamelen van belastingen. Mede dankzij deze ontwikkeling en het niet kunnen verwerven van Europese steun, stagneerden de relaties tussen de kerk van Cyprus en het Westen. De loyaliteit van de bisschoppen naar de sultan nam daarentegen wel toe. En dat werkte in hun voordeel: de sultan beschouwde de kerkleiders als belangrijke functionarissen; hun aanstelling geschiedde middels een officieel document genaamd een berat. De berat verleende kerkleiders zo bestuurlijke autoriteit.

In 1754 werden de kerkleiders van Cyprus officieel erkend als kodjabashis, leiders en de beschermers van de orthodoxe christenen. Sindsdien representeerden de bisschoppen de inwoners van Cyprus en konden ze onafhankelijk van de gouverneur petities opdragen aan de ‘Sublieme Porte’, een belangrijk centraal overheidsorgaan in Istanbul. De verkregen privileges maakten het mogelijk dat de kerkleiders politiek en economisch concurreerden met de gouverneur van Cyprus. De machtsstrijd tussen de aartsbisschop en de gouverneur liep in 1821 uit op de executie van aartsbisschop Kyprianos I samen met drie andere bisschoppen en een aantal andere geestelijken. De gouverneur gebruikte de revolutie die was uitgebroken in Griekenland om dit te rechtvaardigen. De kerk van Cyprus herkreeg echter relatief snel een belangrijke positie dankzij Ottomaanse hervormingen rond 1839. De bisschoppen verloren wel hun positie om via de kerk belastingen te heffen en in te stellen, maar er werd een nieuwe regeringsvorm opgezet. De gouverneur werd voortaan bijgestaan door verschillende raden; de centrale Ottomaanse overheid stelde de aartsbisschop en zijn bisschoppen aan als leden van een van deze raden. Hiermee erkende de Ottomanen hen opnieuw als leiders van de orthodoxe christenen.

Britse bezetting van Cyprus

Straat in Nicosia ergens tussen 1927-1931 (©Wikimedia Commons)

De Britse bezetting van Cyprus (1878-1960, aanvankelijk als protectoraat tegen Russische agressie gericht tegen het Ottomaanse rijk, later als kolonie) zorgde voor een nieuwe fase in de kerkgeschiedenis van Cyprus door de komst van de Anglicaanse Kerk. De orthodoxe kerk had een delicate relatie met de Britse administratie. Met de komst van de Engelsen verviel het millet-systeem en verloren de bisschoppen hun privileges. Conflicten konden niet uitblijven. De bisschop van Kition speelde een centrale rol in deze conflicten: hij zette zich in voor een unie met Griekenland. Maar dit viel niet in goede aarde bij de Britten, en in 1931 werden de  bisschoppen van Kyrenia en Kition verbannen. Toen twee jaar later aartsbisschop Kyrillos III overleed, was de positie van de Cypriotische kerk aanzienlijk verzwakt. De wens van de Griekse Cyprioten voor een unie met Griekenland bleef bestaan, maar werd door de kerk opgeschort tot het einde van de Griekse burgeroorlog, in 1949.S

Makarios III, strijder voor onafhankelijkheid

In 1950 werd Makarios III verkozen tot aartsbisschop van Cyprus. Hij stelde opnieuw de positie in van etnarch, die de Britten overigens niet erkenden. Makarios was nu niet alleen de leidende figuur in de kerk maar ook een centrale figuur in de Cypriotische politiek. Hij was bij uitstek voorstander voor enosis (aansluiting) bij Griekenland en wist dit gevoel aan te wakkeren onder zijn achterban. Makarios wist het belang van enosis aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voor te leggen. Daarnaast speelde hij mogelijk een rol in de organisatie van een gewapende strijd om aansluiting bij Griekenland te realiseren, al is zijn bijdrage niet echt duidelijk. Hij was bekend met de leider van EOKA (Ethniki Organosis Kyprion Agoniston), de ‘Nationale Organisatie van Cypriotische Strijders’  die zich net als Makarios inzette voor een aansluiting bij Griekenland. Later heeft Makarios zijn betrokkenheid bij het geweld van EOKA ontkend.

Cyprus was ondertussen het hoofdkwartier geworden voor de Britse koloniën in het Midden-Oosten en was daarom waardevol voor het Britse rijk. Demonstraties voor een unie met Griekenland werden door de koloniale overheid onderdrukt, maar de aartsbisschop verzette zich tegen dit beleid en bleef  het recht van zelfdeterminatie opeisen voor zijn volk.

Tegen het einde van de jaren vijftig kwam van Turks Cypriotische zijde het idee van een scheiding op het eiland zelf. Men wilde dit uit angst voor de onderdrukking van de Turkse Cyprioten als Cyprus zich bij Griekenland zou voegen. Enkel met een deel van het eiland onder Turks dan wel Brits bestuur, kon de veiligheid van deze groep gegarandeerd worden.  De situatie polariseerde en de Britten verbanden uit voorzorg Makarios van het eiland. Vanuit Athene zette hij zijn strijd voor enosis voort. In Cyprus ontstond er echter een steeds luidere roep om onafhankelijkheid, de Britten moesten er wel gehoor aan geven. In 1958 werden de verdragen van Londen en Zürich opgezet, een overeenkomst die zou dienen als fundament voor de Cypriotische onafhankelijkheid. Makarios werd in Engeland uitgenodigd om hierover in gesprek te gaan. In de nieuwe wet werden beide gemeenschappen gelijk, wat in feite leidde tot grotere etnische ongelijkheid, omdat de Turks Cyprioten maar 25% van de totale populatie op Cyprus uitmaakten. Beide etnische groeperingen waren behoorlijk autonoom: ze kregen de bevoegdheid om te regeren doormiddel van eigen overheidsapparaten, rechtspraak en wetgevingen. Verder werd er in de grondwet vastgesteld dat de president van de republiek een Griekse Cyprioot moest zijn en dat de vice-president een Turkse Cyprioot moest zijn: de president werd verkozen door de Griekse Cyprioten en de vice-president door de Turkse Cyprioten. Makarios keerdein 1959 naar Cyprus terug een won er de eerste presidentsverkiezingen van de jonge republiek. Hij was nu zowel de leider van de Griekse Cyprioten in zijn functie als bisschop, maar ook de politieke leider van het gehele eiland. De vice-president was de Turkse Cyprioot Fazil Küçük.

Cyprus, kaart van de huidige politiek situatie op het eiland

Makarios als vredesstichter/ mediator

De Republiek van Cyprus was na het sluiten van de verdragen van Londen en Zürich een feit. Na zijn verkiezing accepteerde Makarios dat enosis geen reële optie was voor de toekomst van het land. Beide gemeenschappen wilden geen conflict, maar desalniettemin bleven de etnische spanningen toenemen. Makarios was van mening dat er enkel harmonie en vrede op het eiland kon ontstaan wanneer Cyprus volledig onafhankelijk zou blijven. Daarnaast vreesde hij dat een poging tot enosis zou leiden tot Turkse militaire interventie. Makarios plaatste zich met zijn politiek daarom in het centrum en besloot zich neutraal op te stellen. Hij onderhield hierbij zowel goede relaties met Griekenland als met Turkije. Op het eiland heerste er ontevredenheid tussen de groeperingen over de grondwet van de republiek.In 1963 stelde Makarios hierop dertien nieuwe amendementen voor, deze zouden ervoor zorgen dat vele overheidsposities los zouden worden gemaakt van etnische restricties. Makarios meende hiermee het overheidsapparaat beter te laten draaien. Daarnaast zou het volgens hem de twee gemeenschappen dichter bij elkaar brengen doordat de juridische grenzen tussen de twee etnische groepen zouden vervagen. Deze wetsvoorstellen werden echter door de Turkse Cyprioten gezien als een bedreiging uit vrees voor de dominantie van de Griekse Cyprioten op het eiland. Als gevolg hiervan namen vele Turkse Cyprioten afstand van hun overheidsfuncties waaronder ook vice-president Küçük. Op het eiland nam de segregatie toe. Veel Turkse Cyprioten trokken weg van de plaatsen waar zij voorheen samenleefden met Griekse Cyprioten: er ontstonden nederzettingen waarin de Turkse Cyprioten zich afzonderden. Een splitsing die gepaard ging met geweld en onrust.

Vredesmissies van de Verenigde Naties in 1964, zouden de rust terug moeten brengen. Makarios bleef vasthouden aan zijn neutraliteit, maar hij slaagde er niet in om de Griekse Cyprioten te overtuigen om enosis te laten voor wat het was en te kiezen voor onafhankelijkheid als een alternatief. Het gevoel van onveiligheid kon hij niet wegnemen bij de het Turkse deel van de bevolking. In 1968 besloot Makarios hierop om verkiezingen te houden zodat hij zijn steun kon laten herbevestigen. Hij won met als ideaal een vreedzame verenigde staat te creëren waar iedereen gelijke rechten genoot. De plannen van Makarios werden echter ondermijnd. In Athene nam een militaire junta de macht over. Dit nieuwe militaire regime steunde paramilitaire groeperingen op Cyprus die de unie met Griekenland wilde bewerkstelligen.

De spanningen tussen de twee Cypriotische gemeenschappen groeide gedurende de zomer van 1971. Er vonden steeds meer gewelddadige incidenten plaats tussen de leden van de twee groepen, guerrilla-activiteiten namen toe en in kranten werd gepleit voor een Griekse unie. Het voornaamste doel van de guerrillagroepering werd uiteindelijk: het afzetten van president Makarios. De guerrillagroepering EOKA-B, de opvolger van de EOKA, voerde onder leiding van Georgios Grivas verschillende terroristische aanvallen uit. Maar ondanks de pogingen om door propaganda de regering van Makarios in een kwaad daglicht te stellen, bleef de president onverminderd populair bij het volk.  Veel aanvoerders van de Cypriotische Nationale Garde steunden evenwel het doel om in ieder geval een gedeeltelijke Griekse unie te bereiken. Zij wilde hiervoor eventueel in overleg met Turkije. Grivas daarentegen wilde enkel complete enosis.

In de lente van 1972 kwam er een aanval vanuit een andere hoek. De drie bisschoppen van de Cypriotische kerk eisten dat Makarios zijn positie als president neerlegde, en ze claimden dat de combinatie van geestelijk en wereldlijk leiderschap in strijd was met kerkelijke regels. Makarios wist deze aanval af te slaan, en zette hen het uit geestelijke ambt. Voordat hij hun vervangers aanwees, vergrootte hij het aantal bisschoppen van drie naar vijf, waardoor de macht van de individuele bisschoppen afnam. Verder wisten zijn troepen die van Grivas grotendeels te verslaan. De situatie leek gunstiger te worden voor Makarios, tot Dimitris Ioannidis in 1973 middels een militaire coupe de macht overnam in Griekenland. Hij stichtte hiermee een tweede militaire junta. Grivas, de leider van de EOKA-B, was inmiddels overleden, maar Ioannidis poogde met behulp van de EOKA-B Makarios uit te schakelen. Ook Griekse militaire leiders zagen Makarios als een bedreiging. De Cypriotische leider probeerde tot een overeenkomst te komen met de Griekse overheid, maar slaagde hier niet in. Op 15 juli 1974 pleegde de Griekse militaire junta een coup in Nicosia. Makarios moest gedwongen het land ontvluchten. Hij werd vervolgens uitgenodigd om te spreken voor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waar hij de coup presenteerde als een invasie die de vrede op zijn eiland ondermijnde. Niet veel later viel het Turkse leger Cyprus binnen. Het Turkse leger is niet meer vertrokken en is er nog steeds. In de ogen van de Turkse Cyprioten is deze militaire onderneming een vredesmissie om hun gemeenschap te beschermen.

De bisschop: een leidende positie in de Cypriotische geschiedenis

De geschiedenis van de orthodoxe Cypriotische kerk is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van het gehele eiland. De periode waarin Cyprus werd overheerst door de Ottomanen was een periode waarin orthodoxe bisschoppen als tussenpersonen functioneerden tussen de bevolking en de overheersers. Zij stonden voor het belang en de bescherming van de orthodox christenen en namen een belangrijke positie in binnen het bestuur. In de periode waarin Cyprus deel was van het Britse koloniale rijk waren het de bisschoppen die een belangrijke rol speelden in het conflict tussen de Britse koloniale overheid en de bevolking van Cyprus: zij streefden naar een eenheid met Griekenland. Ook na de onafhankelijkheid hielden de bisschoppen een centrale rol in het bestuur van het eiland. Makarios III was zowel aartsbisschop als president.  Dat politiek en religie samengaan op Cyprus, voert dus ver terug. Het is dan ook geen uniek of recent fenomeen dat ook de huidige bisschoppen op Cyprus zich nog steeds bezighouden met de verhoudingen en relaties tussen de Griekse en de Turkse Cyprioten, maar er is er nu geen meer die de functie van religieus en wereldleider combineert. Die rol is uitgespeeld.

De auteurs:

Dennis van Lambalgen en Tijn Steenhuizen zijn studenten geschiedenis aan de Radboud Universiteit, met speciale interesse voor de geschiedenis van de Mediterrane wereld.

Openingsfoto: aartsbisschop/president Makarios III en vice-president Fazil Küçük (Wikimedia Commons, © M. Flesier)

Verder lezen:

Clark, T., A Brief History of Cyprus: The Story of a Divided Island (2020).

Hackett, J., A history of the orthodox church of Cyprus from the coming of the apostles Paul and                Barnabas to the commencement of the British occupation (A.D. 45 – A.D. 1878) together with some account of the Latin and other churches existing on the island (New York 1972).

Hill, G.F., A History of Cyprus. Volume IV: The Ottoman Province. The British Colony (Cambridge                  1952).

Vanezis, P.N., Makarios: Faith & Power, Abelard-Schuman 1971.

Auteurs

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.