De Roemeens-orthodoxe kerk als plek om thuis te komen
We ontmoetten wantrouwen. Gezichten die van ons werden afgekeerd. Mensen die zich omdraaiden als we de weg vroegen. Ogen die wegkeken als we vroegen: ‘Kunnen we met deze treinkaart reizen naar – Boekarest, Constanta, Suceava, Cluj, Sibiu?’ We staarden naar nekken en ruggen. Stugge gezichten. Tijdens de twee reizen die ik samen met een vriendin in de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw naar Roemenië maakten, was angst, wantrouwen en hongersnood overal voel-, en zichtbaar.
Het waren de jaren dat de Roemeense dictator Nicolae Ceaușescu en zijn vrouw nog ferm in het zadel zaten. Vanaf 1980 had Ceaușescu bijna alle rijkdommen van Roemenië uitgevoerd om buitenlandse schulden af te lossen. Voor de Roemeense bevolking – zo keek de toenmalige NRC-correspondent Peter Michielsen in 2006 op die periode terug – brak een helse tijd aan. Het was een hel ‘zonder voedsel, zonder verwarming, een hel van lege winkels, van steden zonder straatverlichting, van een televisie zonder programma, van absurde verboden op het gebruik van elektrische apparaten, een hel van mensen die verhongerden en doodvroren.’ Bejaarden mochten niet in het ziekenhuis worden opgenomen, dorpen werden plat gebulldozerd, boeren werden verdreven van hun land en met het oog op de ‘vooruitgang’ in troosteloze Plattenbau gehuisvest, vrouwen moesten zoveel mogelijk kinderen produceren (en werden daar ook maandelijks op onderzocht). Ceaușescu, die zich liet bejubelen als ‘Wakende Eik van de Karpaten’, ‘Het Genie van de Gedachte’ en ‘de Strateeg van het Geluk’, had voor zijn systeem van repressie een wijdvertakte en alom gevreesde staatsveiligheidsdienst opgetuigd: de Securitate. Op het hoogtepunt werkte er meer dan een half miljoen informanten voor de Securitate, twee keer zo veel als voor de Stasi in de toenmalige DDR.

En toen was daar ineens een bloem. In een sober houten kerkje op het platteland van de Boekovina, een gebied in Noord-Roemenië dat bekend is om zijn eeuwenoude en van buiten schitterend beschilderde kloosters en kerken, kwam een priester ons in het halfdonker tegemoet. Hij glimlachte tegen ons, en wij lachten terug. We vertelden in kreupel Roemeens, vermengd met Russisch en Frans, hoe mooi we zijn kerkje vonden. De priester liep weg en kwam terug met twee bloemen, voor ieder van ons één. Dat de regen door het dak van de kerk naar beneden druppelde, dat die hele verdere dag grijs bleef met watersluiers die het zicht vertroebelden, deerde ons niet. Dit was een wonderschone ontmoeting, het begin van een prachtige dag in Roemenië.
Gevangenissen
De sympathieke, geduldige aartspriester Ion Iuga (1986) herkent het wantrouwen, al is hij te jong om de ernstigste repressie van toen bewust te hebben meegemaakt. Aartspriester Ion vertegenwoordigt het Roemeense Bisdom in Nederland sinds 2020. Toen kwam hij vanuit Leuven, waar hij een master Theologie volgde en anderhalf jaar priester was, naar Nederland. Daarvoor studeerde hij in Roemenië. Op zijn veertiende moest hij de keus maken: ging hij wiskunde studeren of naar het seminarium? Het werd het laatste. Naast zijn studie Theologie aan de Universiteit van Boekarest, studeerde hij Geschiedenis en Politieke en Internationale Betrekkingen. Tegenwoordig is Iuga als aartspriester de aanspreekpersoon van de Roemeens-Orthodoxe Kerk in Nederland. Nu, na vijf jaar in Nederland, voelt hij zich hier ‘thuis’. Maar eigenlijk is hij altijd ‘thuis’ in de kerk, waar die ook staat, vertelt hij als ik hem spreek in de majestueuze rooms-katholieke Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart Kerk (kortweg: Hemelvaartkerk) in Heemstede. Naast zijn werk voor het bisdom, werkt Iuga als geestelijk verzorger in gevangenissen.



In Nederland trof hij een gemeenschap die versnipperd was. ‘Men wantrouwde elkaar,’ zegt hij. De oorzaken daarvan liggen in de communistische tijd, toen iedere buurman een verklikker kon zijn, maar ook in de economische situatie in Roemenië. Want dat de val van het communisme per se meteen voorspoed betekende, is niet het geval. Corruptie tiert welig in het land dat sinds 2007 lid is van de EU. ‘Dat zorgt ervoor dat er veel Roemeense arbeidsmigranten naar landen als Nederland reizen. Met duizend euro per maand, die hier opzij wordt gezet, is in Roemenië goed te leven.’ Veel van die arbeidsmigranten zijn mannen die hun gezin hebben achtergelaten. Ze werken via uitzendbureaus, hun contracten duren vaak maar kort.
In totaal wonen er 70 duizend Roemenen in Nederland. Bijna 3,5 procent daarvan gaat volgens Iuga naar de Roemeens-orthodoxe kerken in Schiedam, in Megen (bij Oss), of in Heemstede. Van de vijfduizend Roemenen in de regio Noord-Holland komen er op zondag zo’n tweehonderd, tot tweehonderdvijftig gelovigen naar de mis. Voor Roemeens-orthodoxe begrippen is dat ‘weinig’, zegt Iuga, maar voor het katholieke Bisdom Haarlem-Amsterdam veel. Het bisdom verhuurt de monumentale, meer dan duizend vierkante meter grote kruiskerk – een ontwerp van Joseph Cuypers en diens zoon Pierre uit 1927 – sinds 2024 aan het Roemeens-orthodoxe bisdom. Die laatste heeft het eerste recht op aankoop, waarvoor sindsdien geld wordt ingezameld. Het zal nog even duren, verwacht Iuga, voordat de koopprijs van ongeveer acht ton door de gemeenschap bij elkaar is gebracht. Vooralsnog delen de Roemeense christenen de kerk met de katholieken, al maken die laatsten er niet meer vaak gebruik van.
‘Het lastige van Nederland,’ zegt de aartspriester, ‘is dat mijn Roemeense landgenoten terecht komen in een land waar het geloof oppervlakkig wordt beleden of zelfs niet wordt erkend. Nederland is in hun ogen een land van consumentisme en weinig spiritualiteit.’ Voor Iuga is het hard werken om gelovigen ‘bij de les’ te houden. ‘Ik probeer ze uit te leggen dat het afleggen van een spiritueel leven niet per se verrijkend is. Je krijgt niet automatisch meer succes in je carrière, als je niet meer in God gelooft.’ Geloof, zo benadrukt hij, is een keuze. ‘Wees er bewust van welke keuze je maakt en draag daar verantwoording voor.’

Het werk in Nederlandse gevangenissen, de diensten die hij daar houdt en de gesprekken die hij voert met veroordeelde Roemenen, maar ook Bulgaren, Oekraïners, Serviërs, zijn lichtpunten voor de gevangenen, merkt hij. ‘Het is maar zelden, zo bekennen ze me, dat ze als mens worden aangesproken. Waar dat verschil ligt? Ik denk omdat ik ze niet veroordeel. Bij de Roemeens-orthodoxe kerk geloven wij niet in schuld en boete, anders dan bijvoorbeeld de katholieke kerk. Ik neem zeker de biecht af, maar de biecht is een evenwichtig gesprek: dat kan vijf minuten duren, maar ook twintig. Ik geloof niet in het voor straf gebeden opzeggen. Ik praat met de mensen over de aard van het kwaad. Het kwaad zit niet in de schepping, want de schepping is het werk van God. Het kwaad zit in de omstandigheden. Het gaat erom die omstandigheden het hoofd te bieden. En je kunt elke dag God vragen: ‘Geef me Jouw kracht.’ Het is makkelijk om een oordeel te vellen, maar ik probeer mensen te laten zien: is degene die zijn zonden echt onder ogen ziet, niet wezenlijk groter dan degene die beweert engelen te hebben gezien?’
Mannen alleen
Om half negen op een kille zondagochtend staan er vijftien mannen verspreid door de Hemelvaartkerk. Ze variëren in leeftijd van begin twintig tot middelbaar. Ze zijn gekleed alsof ze zo naar hun werk gaan. Ze komen voor de metten, de dienst van de ochtend en lofprijzing op de cyclus van de dag. De Goddelijke Liturgie (het sacrament van de eucharistieviering) begint om tien uur. Tijdens de metten worden liturgische teksten voorgedragen door een misdienaar. De priester van dienst en diens diakens kussen de iconen die voor het altaar staan, ze vullen de wierookvaten, steken kaarsen aan en maken alles gereed voor de dienst.



Vanaf half tien begint de Hemelvaartkerk vol te stromen. Er zijn kinderen, baby’s die huilen, een klein aantal gezinnen. De sfeer is informeel: er wordt niet vreemd opgekeken als mensen opstaan en weglopen. Achter in de kerk worden tafels vol etenswaren, wijn en limonade klaar gezet, voor na de dienst.
De regel is dat je bij binnenkomst naar het altaar loopt en de iconen en het Heilige Boek die voor het altaar staan opgesteld, kust en groet. De vroomste bezoekers slaan niet alleen een kruis, maar buigen ook door de knieën en raken de grond aan. Daarna komen ze overeind en slaan opnieuw een kruis. Sommigen herhalen dit tot wel twaalf keer.
‘Het is een teken van nederigheid in het aanzien van God,’ legt Iuga uit. ‘Maar het is ook het symbool van het stof waaruit we allemaal voortkomen en ook weer terug naartoe keren.’
De twee uur durende kerkdienst wordt bij de Roemeens-orthodoxen bijna volledig staand gevolgd. ‘Voor ons is verticaliteit een teken van het geloof in opstanding of verrijzenis,’ zegt Iuga. ‘Zoals de kaars met zijn vlam verticaal naar God oprijst, zo staat de mens ook verticaal het beste met God in verbinding.’ Die verbinding is transcendent. Die verbinding komt tot stand door middel van de iconen, waarop Iuga trots is omdat ze door meester-iconenschilders in Roemenië zijn gemaakt. Maar transcendentie bereik je ook door middel van de gebeden en de rituelen van de Mis. Iuga: ‘Wij benadrukken de nous (Grieks voor het verstand, maar ook de wil of wet van God – Ltb). Daarin liggen wij dichter bij de Grieks-Orthodoxe Kerk, dan de Russisch-Orthodoxe Kerk. De roep van de orthodoxie is: ‘Kom en zie’. In het mysterie van het sacrament van de mis, de plek hier in onze kerk, gaat het erom om in gemeenschap met God te gaan.’
Voor Iuga is het aartspriesterschap geen baan van negen tot vijf. Er zijn altijd mensen die bij hem om hulp aankloppen. Voor zijn gezin (Roemeens-orthodoxe priesters kennen geen celibaat) is dat soms lastig. ‘Ik ben bijna altijd met mijn geloof bezig’, zegt hij. ‘Ik kan mijn spirituele leven niet tussen haakjes zetten. Geloof is als een vuur. Als je je er niet om bekommert, wordt het vuur klein en dooft het uit.’





Vader Ion met zijn gezin
Dit verhaal maakt deel uit van de serie portretten van oosters-christelijke kerkgemeenschappen in Nederland. In de loop der tijd hebben deze gemeenschappen hun eigen plek verworven in onze samenleving, vaak met behoud van hun eigen gebruiken en rituelen. Met de toenemende migratie uit gebieden waar de oosters-christelijke traditie vandaan komt, vonden we het extra belangrijk om aandacht te besteden aan dit stuk Nederlands religieus erfgoed. Dat kan met steun van het Cultuurfonds.



Alle foto’s zijn gemaakt in de Hemelvaartkerk in Heemstede.
Auteurs
-
Onderzoeksjournalist en kunstcritica voor onder andere NRC. Daarnaast schrijft zij essays over kunst en korte verhalen. Zij is voorzitter van de sectie Journalistiek/Non Fictie bij de Auteursbond en werkt aan haar derde roman.
Bekijk Berichten -







