Op zoek naar het innerlijk licht

Portret van geestelijk verzorger Salaam Somi

Salaam Somi is geestelijk verzorger in vier penitentiaire inrichtingen. Ze is er met name voor de kleine maar diverse groep christenen, die orthodoxe geestelijke verzorging wensen. Ze werkt vanuit haar geloof en traditie, en biedt zo een basis van herkenning en vertrouwen voor de gevangenen. Een portret van een bijzondere en bevlogen geestelijk verzorger.

Ik ontmoet Salaam in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (CTP Veldzicht). Het complex ligt aan de rand van het Overijsselse dorp Balkbrug en staat verborgen achter een hoge omheining. Op weg naar het kantoor van Salaam lopen we door lange gangen, passeren, een besloten buitenruimte. Patiënten (de term gedetineerden gebruikt men in penitentiaire inrichtingen) werken onder andere in de keuken, in de moestuin, bouwen aan houten tuinbanken. Als je de hekken niet zou zien, zou het bijna gemoedelijk zijn hier. ‘De overgang van gevangenis naar psychiatrische inrichting, verloopt heel harmonieus hier,’ zegt Salaam. Ze heeft op dit moment contact met 14 christelijk-orthodoxe patiënten, waaronder enkele tbs’ers. Op mijn vraag of ze weet wie hier in dienst is en wie patiënt is, zegt Salaam dat je de mensen die hier werken onder andere herkent aan het pasje dat ergens bungelt. Vorig jaar haalde CTP veldzicht het nieuws vanwege een steekincident waarbij een medewerker omkwam en de dader de hand aan zichzelf sloeg. Toch zegt Salaam zich nooit onveilig te voelen. Zoals het een goed geestelijk verzorger betaamt, laat ze niet het achterste van haar tong zien; ze is gebonden aan een ambtsgeheim en wil ook niet dat mensen zich herkennen in het verhaal dat ze me vertelt. Salaam is integer, bevlogen, vriendelijk en kalm. Iedereen begroet haar. De mensen kennen haar, maar daar heeft ze als geestelijk verzorger van een kleine denominatie als het orthodox christendom dan ook hard voor gewerkt.

In de voetsporen van grootvader

Salaam Somi in de stilteruimte

In 1985 kwam Salaam, ze was een tiener, met haar ouders van Syrië naar Nederland. Van jongs af was ze actief in de Syrisch-orthodoxe kerk, maar ze wilde ‘meer betekenen voor de kerk en er ook meer over weten.’ Een studie als theologie lag voor de hand, maar haar eigenlijke inspiratiebron was haar opa. ‘Hij kon zo mooi preken,’ zegt ze. ‘Hij had geen functie in de kerk, maar bij speciale gelegenheden vroeg de priester of de bisschop of hij wilde preken. En als er ergens iets aan de hand was, bemiddelde hij. In Syrië was hij burgemeester geweest, dus hij was het gewend.’

Ze begon de studie in Tilburg, waar een docent haar motiveerde om een master geestelijk verzorger te doen. Salaam: ‘Ik wist niet eens van het bestaan van zo’n functie af. Hij zei dat het dossier van de orthodoxen onderaan de stapel ligt, dat er weinig aandacht voor is en dat mensen als ik hard nodig zijn.’ Ze liep stage in een gevangenis en in een ziekenhuis, bij respectievelijk een protestantse en katholieke geestelijk verzorger. Salaam: ‘In het ziekenhuis zijn de contacten korter, al heb je er soms ook heel indringende gesprekken. Hier ga je een traject in met de gedetineerde, je gaat meer de diepte in en dat vind ik mooi.’

In 2016 vond ze een baan voor vier uur per week in de PI Zuid-Oost ter Peel, een vrouwengevangenis. ‘Ze namen me aan vanuit het idee dat orthodoxe mannen me niet zouden erkennen als orthodox geestelijk verzorger, omdat ze liever een priester zouden willen hebben die ze de biecht kan afnemen. Dat bleek niet het geval. Ik voel me wel serieus genomen als vrouw.

Inmiddels werkt ze in vier inrichtingen. Al kreeg ze afgelopen maart pas haar eerste vaste aanstelling, mede dankzij de voorlopige erkenning van de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI) door minister van Rechtsbescherming Sander Dekker. De OZI vertegenwoordigt meer de ‘orthodoxen’ in Nederland, een ruime kwart miljoen. De verwachting is dat er met de huidige migratiestromen meer orthodoxe christenen naar hier zullen komen, maar het probleem is volgens Salaam dat de gedetineerden vaak niet aangeven dat ze orthodox zijn. ‘Ze zeggen vaak dat ze christen zijn in algemene zin, omdat ik denk dat ze ervan uitgaan dat anderen hun geloof en traditie niet kennen.’

‘Sinds Europa zijn grenzen opende zijn er meer gevangen met het orthodoxe geloof. Vooral uit Roemenië, Ethiopië en Eritrea, maar ook uit Syrië, Oekraïne, Rusland, Servië. Al komen we uit verschillende tradities en culturen, je herkent elkaar meteen. Je voelt je gewoon thuis bij de ander. Ik ben niet Russisch-orthodox, maar ik begrijp wel hun cultuur en tradities.  En de mensen weten dat ik er voor hen ben, dat schept meteen een band. Maar soms doen ook mensen van een andere gezindte of mensen die niet geloven, een beroep op mij. Iedereen is hier vrij om te kiezen.’

Zich begrepen voelen

De werkwijze wisselt per inrichting en persoon. Maar het liefst laat Salaam de mensen naar de afdeling komen en gaat ze naar de stilteruimte.  Een kleine zaal, sfeervol ingericht met iconen, kaarsen, een orgel en een piano. Een kamerbreed wit gordijn scheidt de ruimte van de moskee, die de andere helft van de zaal vult.

‘Bij de eerste kennismaking vraag ik hoe het gaat? En aan het einde van het gesprek waar hij of zij behoefte aan heeft. Dat kan soms praktisch zijn. Laatst zat een jongen tegenover me met allemaal gaten in zijn joggingbroek. Dat gaf ik door aan een sociotherapeut van zijn afdeling. Soms help ik ze met invullen van het formulier voor eten, omdat ze de taal niet machtig zijn. Vaak weten ze niet wat er allemaal kan en waar ze recht op hebben. In het algemeen zijn orthodoxe christenen bescheiden, dat heeft te maken met hun cultuur, ze vragen niet snel om hulp.

Na de kennismaking wordt het contact intenser en ontstaat er een vertrouwensband. Ik breng altijd mijn geloof in. Sommigen zeggen me dat ze bijvoorbeeld demonen zien. Die vertel ik dan dat ik geloof in het bestaan van demonen en de duivel. Ze voelen zich begrepen.

Laatst waren er mensen die stemmen hoorden. Ik ga met ze bidden, meestal het Onze Vader Sommigen kennen de tekst niet, dus die nemen we dan door. Ik print het gebed in hun taal op groot formaat, en mooi versierd uit. Ik zeg ze dan dat ze niet alleen in de kerk moeten bidden maar elke dag een paar keer. Ik vertel ze ook wat ze moeten zeggen als ze een kruisje slaan. Laatst zei een jongen me dat Sint-Nicolaas zijn beschermheilige was. “Bid ook tot hem en vraag hem om hulp,” zei ik. “Daarna ga je lekker slapen. Er gebeurt je niets, want God beschermt je. Het gaf die jongen een gevoel van herkenning omdat dit ritueel hem terugbracht naar zijn basis. Hij werd er vrolijk van. Bidden geeft vaak steun en de hoop dat het leven nog niet verloren is. Ik hoop dat ik ze het licht kan laten zien, dat ze niet opgeven.’

Het grootste deel van de patiënten in Veldzicht zijn jonge mannen en vrouwen. Salaam ziet dat ze zich vaak verkeerd begrepen voelen. ‘In sommige culturen komt verbaal geweld niet zo agressief over als hier. Dan zeggen ze: ik heb iemand misschien wel bedreigd, maar ik bedoelde het niet zo. Ik legt ze dan uit dat het hier niet zo werkt. Meestal hebben ze spijt om wat ze hebben gedaan, schamen ze zich naar hun familie toe. In veel gevallen zijn er drugs in het spel. In het Oostblok speelt drank vaak een rol. Jongeren komen hier om te werken, raken hun baan kwijt, zitten zonder geld, zonder familie en zo begint de ellende.

Laatst kwam er in een van de andere centra waar ik werk een jonge vrouwelijke gedetineerde mee met een groep vrouwen naar mijn gespreksgroep. Ik kende haar niet. Ze zat alleen maar te huilen en herhaalde voortdurend: “Ik wil naar huis. Ik wil over de muur heen.” Na afloop heb ik lang met haar gesproken. Op gegeven moment moest ze terug, want ze moest haar cel in. Tegen degene die haar ophaalde, hoorde ik haar zeggen: “Ik heb zo’n fijn gesprek gehad.” Daarna ging het echt beter met haar. Je zag haar opbloeien. Ze had ook tbs gekregen en gehoord dat ze nog minimaal acht maanden moest wachten tot er plaats zou zijn in de kliniek. Ze zat er echt mee dat het nog zolang zou duren, maar ik vertelde haar dat er bij God niets onmogelijk is. Je mag hem ook dingen vragen. Bidden is praten met God als met een vriend. Gewoon bidden, vertrouwen hebben, niet opgeven, je weet maar nooit. Binnen een week had ze een plek. Soms raad ik mensen wel aan om met een psycholoog te gaan praten. “Kan ik het daar dan wel over hebben?” vragen ze me dan. Ja hoor, het is goed. Ze vertellen mij misschien meer, omdat ik hun cultuur en traditie begrijp en ik spreek hun taal.’

Rituelen

Ik werk veel met rituelen. ‘Wierook is heel herkenbaar, dat geeft ze een gevoel van thuis. Een kaarsje aansteken en bidden. Iconen print ik uit, zoals Koptische, Ethiopische, Syrische, Griekse en Russische iconen. Iedere traditie heeft zijn eigen iconen. Ze plakken die dan op de deur van hun cel. Ik geef ze een Bijbel in hun eigen taal en een orthodox kruisje erbij. Bijbelteksten komen terug in gespreksgroepen en vaak laat ik iets op tv zien wat erbij past. Ik luister en kijk met ze naar gebeden, hymnes en films van heiligen in hun eigen taal.

Laatst in de gevangenis in Zwolle waren er mensen die zeiden dat ze last hadden van negativiteit in hun cel. Ze hoorden stemmen. “Het is er niet rein,” zeiden ze. “Kun jij niet iets voor ons doen?” Dus ik ging met een wierookvat naar de afdeling. Altijd in overleg met het personeel van de afdeling. Ze voelden zich er lekker bij. Je ziet de mensen groeien en dat doet ook iets met jou. Dat is het mooiste, dat je van betekenis kunt zijn voor een ander, dat je ze verder op weg kunt helpen en hopen dat iemand een ander persoon wordt, of misschien de persoon die hij ooit was, voordat hij of zij de fout inging.’

De geestelijk verzorgers in de inrichtingen werken via de Dienst Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Er werken verzorgers van acht verschillende denominaties (islamitisch, rooms-katholiek, protestants, humanistisch, hindoe, boeddhistisch, joods en orthodox)

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.