Toen begin april aan de pauselijke Gregoriana-universiteit in Rome, een congres de Azerbeidzjaanse revisionistische thesen over de Armeense aanwezigheid op de Kaukasus leek te ondersteunen, was voor honderden academici de maat vol: zij eisten onder meer het ontslag van kardinaal Claudio Gugerotti, de prefect van het Dicasterie (een afdeling van de Romeinse curie) voor Oosterse Kerken. Intussen is er in Rome echter een nieuwe paus. De hamvraag luidt nu: corrigeert paus Leo XIV de Vaticaanse koers met betrekking tot de Zuid-Kaukasus?
Op 10 april jongstleden werd aan de Pontificia Università Gregoriana een congres gehouden onder de titel: Christianity in Azerbaijan: History and Modernity. Voor talloze Armenologen – specialisten van de Armeense cultuur, geschiedenis en het Armeens christendom – was dit een totale verrassing; zij waren voor dit congres niet eens uitgenodigd, hoewel er eeuwenlang een meerderheid aan Armeense christenen leefde in gebieden als Nakhitsjevan en er grote Armeens-christelijke gemeenschappen waren in Azerbeidzjaanse steden als Bakoe of Ganja. Het initiatief aan de Gregoriana ging uit van Azerbeidzjaanse staatsinstellingen: de ambassade van Azerbeidzjan bij de Heilige Stoel, het Bakikhanov-‘instituut voor geschiedenis en etnologie’ van de Nationale Academie voor Wetenschappen van Azerbeidzjan, het ‘internationale centrum voor multiculturalisme’ van Bakoe en… de Albaans-christelijke gemeenschap van de Oedi’s, waarover straks meer. Kardinaal-prefect van het Dicasterie voor Oosterse Kerken, Claudio Gugerotti, schreef een brief aan de deelnemers, in de praktijk dus aan allerlei Azerbeidzjaanse instellingen die in dienst staan van de revisionistische thesen die in Bakoe tot staatsideologie werden verheven.
Volgens die thesen – in de praktijk: puur fakenieuws – zijn niet de Armenen de voornaamste christelijke aanwezigheid op de Zuid-Kaukasus, maar die van de ‘Albaanse Kerk van de Oedi’s’. Volgens de Azerbeidzjaanse president Ilham Aliyev ‘zijn Armeniërs honden die verdreven moeten worden uit Nagorno-Karabach en zelfs uit Armenië.’ Azerbeidzjan leert zijn jeugd van kinds af aan Armeniërs te haten – het ware nuttig ooit eens een vertaalde bloemlezing van deze anti-Armeense retoriek in de schoolboeken van Azerbeidzjan te publiceren. De Azerbeidzjaanse officier, Ramil Safarov bijvoorbeeld die tijdens een militair seminarie in Boedapest in 2004 een Armeense collega met zestien messteken brutaal vermoordde en daarvoor in Hongarije voor levenslang werd veroordeeld, werd na zijn overbrenging naar Bakoe in 2012 door president Ilham Aliyev vrijgelaten en gepromoveerd; op de schoolbanken wordt geleerd dat Safarov een ‘nationale held’ is. De Aliyev-dictatuur stoelt op dergelijk anti-Armeense ressentiment; pseudowetenschappelijke bijeenkomsten als die aan de Gregoriana dienen om deze hatespeech te schragen. Was het centrale bestuur van de jezuïeten – dat verantwoordelijk is voor de Gregoriana – zich daar niet van bewust?
Nagorno-Karabach
Centraal in het conflict staat de voormalige enclave Nagorno-Karabach – etymologisch: ‘de donkere tuin in het hooggebergte’. Het is onder leiding van de Georgiër Iossif Vissarionovitch Djougachvili – later beter bekend geworden als Stalin – dat de Sovjets in de jaren twintig van de vorige eeuw de beide Sovjetrepublieken Armenië en Azerbeidzjan in het leven riepen en van de enclave – toen voor meer dan negentig procent bevolkt door Armeniërs – in 1923 een autonome oblast (provincie) binnen de Sovjetrepubliek Azerbeidzjan maakten. Toen het Sovjetrijk eind jaren tachtig van de vorige eeuw desintegreerde, riepen zowel Armenië als Azerbeidzjan de onafhankelijk uit, net als de autonome regio Nagorno-Karabach dit op 20 februari 1988 deed. Zij telde toen zowat 145.000 Armeniërs en ongeveer 41.000 Azeri’s. Maar Bakoe aanvaardde de onafhankelijkheid van Nagorno-Karabach niet, net zomin als de nieuwe republiek Armenië, die het betwiste gebied bij haar grondgebied gevoegd zou willen zien. En omdat de internationale gemeenschap de versplintering van het Sovjetrijk wou beperken tot de voormalige Sovjetrepublieken, erkende zij evenmin de autonomie van Nagorno-Karabach. Er brak bovendien andermaal geweld uit: anti-Armeense pogroms zoals in Soemgait in 1988 of in Bakoe in 1990, anti-Azeri-pogroms zoals in Chodzjali in 1992.


Protest in Moskou tegen pardon voor Safarov. ©Wikimedia Commons: Pandukth en een poster uit de sovjet periode (dertiger jaren) ter ere van de eenheid van de republieken onder Stalin.
Toen begon de meest bloedige oorlog in de voormalige Sovjetunie – althans tot het huidige conflict in Oekraïne. In mei 1994 kon Moskou de strijdende partijen echter tot een wapenstilstand bewegen. Armenië had toen Nagorno-Karabach en omliggende gebieden overgenomen, 400.000 Armeniërs waren uit Azerbeidzjan weggevlucht en 800.000 Azeri’s uit Armenië en de veroverde gebieden. Want ook de Armeniërs hebben zich bezondigd aan gewelddaden en etnische zuiveringen. Een ‘Groep van Minsk’ kreeg de opdracht in de Wit-Russische hoofdstad een definitieve vredesconferentie op te zetten. Deze ‘Groep van Minsk’ is met steun van Washington binnen de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) opgezet en brengt de twee strijdende landen bijeen met een aantal Europese landen, Rusland en de Verenigde Staten. Maar dit internationale gezelschap heeft nooit iets bereikt; je vraagt je af of iemand in pakweg Den Haag of Lissabon nog weet dat dit vredesinitiatief bestaat. In de ogen van Azerbeidzjan bestaat het in ieder geval niet meer, aldus een verklaring van de Azerbeidzjaanse ambassadeur in Parijs na de herovering door Bakoe in 2020 van alle betwiste gebieden, maar laat ons in dit ingewikkelde verhaal niet vooruitlopen op de chronologie.
Aliyev
In de nadagen van de eerste oorlog om Nagorno-Karabach (1988-1994) greep Heydar Aliyev – de vader van de huidige dictator Ilham Aliyev – in 1993 in Bakoe de macht. Vader Aliyev was een oud-Sovjetpoliticus afkomstig uit Nakhitsjevan, een gebied ten zuidwesten van Nagorno-Karabach dat door Stalin & Co. destijds ook aan Azerbeidzjan was toegewezen. Het autoritaire regime van de Aliyevs berust op drie pijlers. Vooreerst ontwikkelen de Aliyevs in sneltreinvaart ’s lands bodemrijkdommen, een werk waar de Sovjets in de jaren vijftig van de vorige eeuw al schoorvoetend aan begonnen waren. Het heeft het moderne Azerbeidzjan geen windeieren gelegd. De gas- en olievoorraden aan land en op de bodem van de Kaspische Zee lijken onmetelijk. Het verklaart meteen de uiterst vriendschappelijke omgang van talloze wereldleiders met dictator Ilham Aliyev. Daarnaast hebben de Aliyevs een meedogenloos repressie-apparaat ontwikkeld. Het regime in Bakoe is berucht om zijn systematische onderdrukking van critici en dissidenten, mensenrechtenverdedigers, journalisten of onafhankelijke onderzoekers. Er is in Azerbeidzjan geen middenveld, geen politieke oppositie, geen vrije pers. In haar jongste jaarlijkse rapport over de mensenrechtensituatie schrijft Human Rights Watch letterlijk over Bakoe’s ‘foltering en mishandeling in politiehechtenis en detentiecentra’.
Het anti-Armeense ressentiment wordt door Aliyev & Co. gecultiveerd, het is de derde pijler van zijn regime. Een oude vrouw uit Artsakh – zo noemen de Armeniërs hun niet-erkende staat in Nagorno-Karabach – vertelde mij twee jaar geleden nog in een vluchtelingenkamp in Masis, ten zuiden van Jerevan, dat Armeniërs en Azeri’s in de Zuid-Kaukasus destijds buren waren en elkaars taal spraken; zoiets is na drie decennia conflict ondenkbaar geworden. Wie in Azerbeidzjan ook maar de geringste twijfel uit over het heersende anti-Armeense discours, verdwijnt in één van ’s lands beruchte gevangenissen. Bakoe viel bovendien in het najaar van 2020 – in volle coronacrisis – Artsakh aan en, met steun van Turkije, met Israëlische kamikaze-drones en zelfs met jihadisten die door de Turkse president Erdoǧan uit het noorden van Syrië waren overgevlogen, veroverde het alle gebieden rond de enclave en ook verschillende delen ervan. Het was opnieuw Moskou die in november 2020 een wapenstilstand aan de strijdende partijen oplegde en president Poetin stelde zich daar met vredestroepen zelfs voor garant. Maar sinds Poetin in februari 2022 Oekraïne binnenviel heeft die wel wat anders te doen dan dit engagement van november 2020 na te komen en de Artsakhis te beschermen.

Etnisch-culturele zuivering
Wat in november 2020 overgebleven was van de enclave Artsakh, was voortaan alleen via de ‘corridor van Laçin’ met het moederland Armenië verbonden. De Azeri’s blokkeerden echter vanaf december 2022 die Laçin-corridor negen maanden lang omwille van enkele milieuactivisten, door Bakoe zelf tot actie aangezet. De Russische vredestroepen grepen niet in. Zo ontstond in Artsakhs hoofdstad Stepanakert een ware humanitaire crisis: meer dan honderdduizend Armeniërs zaten er vast, verstoken van vers voedsel, medische hulp, noem maar op. Maar de internationale gemeenschap keek laf de andere kant op; ook toen het Internationaal Hof van de Verenigde Naties in Den Haag ‘een onbelemmerde doorgang van alle personen, voertuigen en goederen via de corridor van Laçin’ eiste, deed geen enkele VN-lidstaat ook maar een poging om dat arrest te doen toepassen. Bakoe wist genoeg: het kon alles doen wat het wilde. In december 2023 viel Azerbeidzjan opnieuw aan en de Armeniërs ontvluchtten massaal Artsakh. Nagorno-Karabach is nu volkomen etnisch gezuiverd, en de Azerbeidzjanen doen wat ze tevoren in Nakhitjsevan en elders al deden: alle sporen van het Armeense verleden verwijderen, zelfs dat Armeense verleden zelf moet uit het historische discours worden gewist.
Omdat er geen pottenkijkers worden toegelaten in de gebieden die Bakoe veroverde, gaat deze etnisch-culturele genocide aan de internationale aandacht voorbij. Alleen de satellietbeelden van Caucasus Heritage Watch van de Cornell University in Ithaca in de Amerikaanse staat New York brengen in kaart hoe grondig Bakoe tewerk gaat. Kerken en kloosters worden vernield of omgebouwd, begraafplaatsen uitgegraven, tientallen eeuwenoude chatsjkars – Armeense steles (monumentale tablet of pilaar) gedecoreerd met plantenmotieven en een Armeens kruis – worden systematisch weggehaald. Het is bij deze culturele genocide dat de ‘Albaanse Kerk van de Oedi’s’ Bakoe van pas komt. In de eerste eeuwen van onze tijdrekening was er op het grondgebied van het huidige Georgië, Armenië en Azerbeidzjan inderdaad een koninkrijk Albanië in de Kaukasus, waar een katholikos een autocefale Albaanse Kerk leidde. Deze Kerk lijkt ontstaan te zijn vanuit de Armeense Kerk, maar zocht na het concilie van Chalcedon in 451 eerder aansluiting bij de Georgische Kerk. Toen in de negende eeuw het koninkrijk Albanië verdween, werd de Albaanse Kerk grotendeels ge-armeniseerd. De Russische tsaar heeft de Albaanse Kerk in 1815 zelfs opgeheven. Maar het regime in Bakoe riep de Albaanse Kerk weer tot leven binnen een kleine etnische minderheid in Azerbeidzjan, de Oedi’s.
Revisionisme
Nu betwist niemand dat de Albaanse Kerk ooit heeft bestaan en dat een aantal kerkgebouwen in Azerbeidzjan inderdaad Albaanse kerkgebouwen zijn; de kerk van Kish in de buurt van Chaki, 350 kilometer ten noordwesten van Bakoe, is daar het bekendste voorbeeld van. Net zomin als iemand het problematisch vindt dat met de Oedi’s de traditie van de Albaanse Kerk op de Kaukasus nieuw leven ingeblazen wordt, ook al gebeurt dat met ruime geldelijke steun van het Aliyev-regime. Maar dit betekent allerminst dat de leugen moet worden aanvaard dat de religieus-culturele identiteit van de christenen op de Zuid-Kaukasus uitsluitend Albaans zou zijn, en niet voornamelijk Armeens. Het Armeense erfgoed in Nagorno-Karabach is authentiek en dient niet te worden vervangen door Albaans-christelijke architectuur of dito heiligdommen, iconografie en motieven. Dat is echter wat Bakoe nu consequent doet. Een congres over Christianity in Azerbaijan: History and Modernity dient alleen om de revisionistische these te steunen dat het historische christendom op de Kaukasus het Albaanse christendom was en dat Bakoe dat steunt ‘tegen de Armeense usurpatie in’. Dit revisionisme dient als voorwendsel om de etnische zuivering van Nagorno-Karabach goed te praten en Armeens erfgoed te vernietigen.
Claudio Gugerotti
Dat een prefect van het Dicasterie voor Oosterse Kerken Azerbeidzjan in een brief aan congresleden prijst als ‘een kruispunt van volkeren en geloofsovertuigingen, een aloud land waar een christelijke traditie wordt gehandhaafd die haar wortels heeft in het “Albanië op de Kaukasus”’ en dat deze daarbij met geen woord rept over bedreigd Armeense erfgoed, is dan ook zeer bedenkelijk. Waarom doet kardinaal Claudio Gugerotti dit? De man is nochtans zeer bekend met de Armeense taal, literatuur en patristiek. Hij was tevoren pauselijk nuntius voor Armenië, Georgië en… Azerbeidzjan, later ook in Wit-Rusland en in Oekraïne. Is de man onwetend? Neen, dat is hij niet. Tijdens verschillende bijeenkomsten aan het Dicasterie voor Oosterse Kerken dat hij sinds november 2022 leidt, werd hem al vaak in heftige bewoordingen verweten de Azerbeidzjaanse agressie tegenover Armenië steevast met de mantel der liefde toe te dekken. Hij is trouwens niet de enige in het Vaticaan die niet over de lippen krijgt dat Azerbeidzjan de agressor is in het conflict op de Zuid-Kaukasus. Ook de Britse aartsbisschop Paul Richard Gallaghar, de facto de pauselijke ‘minister van Buitenlandse Zaken’, krijgt geen woord kritiek op Bakoe over zijn lippen. Hoe komt dit? Het meest waarschijnlijke antwoord op deze vraag is pijnlijk: geld.
Het regime van Ilham Aliyev strooit volop petrodollars rond om de internationale gemeenschap te paaien. Denk aan de Grote Prijs van Bakoe die sinds 2017 aan het Formule 1-circuit werd toegevoegd. Denk aan Europees commissievoorzitster Ursula von der Leyen die dictator Aliyev in de zomer van 2022 in Bakoe ‘een betrouwbare bondgenoot’ noemde toen ze belangrijke gascontracten binnenhaalde en met geen woord over de toenmalige blokkering van de corridor van Laçin repte. Denk aan de greenwashing van de internationale opvolgingsconferentie van het klimaatakkoord van Parijs, de Cop29, vorig jaar in Bakoe. Denk aan de deelname van Azerbeidzjan aan het jaarlijkse Eurovisie-liedjesfestival, hoewel iedereen die in Bakoe voor de Armeense inzending stemt daarna de ordediensten op bezoek krijgt. Vorig weekend was het Ultime Fighting Championship (UFC) te gast in Bakoe, vechtwedstrijden die via de Amerikaanse zender ABC en de social media wereldwijd massaal gevolgd worden; een efficiënte vorm van ‘sportswashing’. Want intussen let niemand erop dat het discours van Bakoe elke dag agressiever wordt. Eind vorige maand nog verklaarde de grootmoefti van de Kaukasus, sjeik Haji Allahshukur Hummat Pashazade, dat zelfs de eeuwenoude kathedraal van Etsjmiadzin, de zetel van de Armeens-Apostolische Kerk, op ‘historische Azerbeidzjaans land’ staat. Dat is natuurlijk te gek voor woorden, want het etnoniem ‘Azerbeidzjan’ zelf werd maar in de jaren dertig van de vorige eeuw door de Sovjets gelanceerd.

Catacomben van Sint-Sebastiaan
Helaas lijkt ook Rome gevoelig voor petrodollars uit Bakoe. Zo bekostigt het Heydar Aliyev-fonds onder meer de restauratie van de catacomben van Sint-Sebastiaan en doneert het uitbundig aan de Vaticaanse musea. De voorzitster van dat fonds, presidentsvrouw Mehriban Aliyeva, werd verschillende keren in het Vaticaan ontvangen. Haar ontmoeting met kardinaal Gianfranco Ravasi prijkte jarenlang op de homepage van de toenmalige pauselijke raad voor Cultuur. In november 2022, na de omvorming van de Armeens kathedraal in het veroverde Sjoesji tot een Albaanse kerk, werd mevrouw Aliyeva door de Unesco de deur gewezen; zij was daar tot dan goodwill ambassador. Ook haar foto op de Vaticaanse website verdween toen. En ook als je recente beelden van de Britse aartsbisschop Gallaghar zoekt – de ‘minister van Buitenlandse Zaken’ van het Vaticaan, die ook geen woord van kritiek op Azerbeidzjan over de lippen krijgt – kom je terecht in Bakoe: in december jongstleden wijdde hij daar een nieuwe Sint-Johannes-Paulus II-kerk in. Voor 350 academici is de maat daarom nu vol. In een verklaring die donderdag 18 april werd gepubliceerd, roepen zij alle Armeens-apostolische, katholieke en protestantse kerken en alle Armeense instellingen, ook in de diaspora, op om kardinaal Claudio Gugerotti persona non grata te verklaren.
De Gregoriana liet intussen wel weten dat geen enkele professor of autoriteit van de jezuïetenuniversiteit bij de organisatie van de conferentie betrokken was; er was alleen een lokaal ter beschikking gesteld. Maar of de oproep om Gugerotti te boycotten in Rome veel indruk maakt, is lang niet zeker. Het was deze 69-jarige Italiaan die op Goede Vrijdag in naam van paus Franciscus – toen nog in leven – voorging tijdens de kruishulde in de Sint-Pietersbasiliek. Ook op 14 mei stond hij naast de nieuwe paus Leo XIV toen deze de leiders van de oosters-katholieke Kerken ontving die voor het Jubeljaar in Rome waren. De kersverse paus repte met geen woord over de Kaukasus, net zoals hij dat ook niet deed toen hij op 19 mei tijdens een interreligieuze bijeenkomst in Rome ook enkele Armeens-Apostolische prelaten onder zijn toehoorders kon rekenen. Maar het is niet onwaarschijnlijk dat deze prelaten of de patriarch van de Armeens-katholieke Kerk, Raphaël Bedros XXI Minassian, hem intussen over de kwestie aangesproken hebben. Het is dus afwachten of kardinaal Gugerotti expliciet in zijn functie als hoofd van het Dicasterie voor Oosterse Kerken wordt bevestigd.
Roaca
Maar vooral; hoe zal paus Leo XIV reageren als enkele grote niet-gouvernementele organisaties hem tijdens hun jaarlijkse Roaca-bijeenkomst – Riunione Opere Aiuto Chiese Orientali of bijeenkomst van hulporganisaties voor Oosterse Kerken – uitdrukkelijk met de kwestie zullen confronteren? Die Roaca-bijeenkomst gaat vandaag 25 juni van start en het is zeer waarschijnlijk dat paus Leo XIV er langsgaat. Zijn voorganger, paus Franciscus, heeft zijn genegenheid voor de Armeniërs nooit onder stoelen of banken gestoken. De oecumenische dialoog tussen de pre-chalcedonische Armeens-apostolische Kerk en de katholieke Kerk loopt sinds het Tweede Vaticaans Concilie en heeft tot verschillende gemeenschappelijke verklaringen geleid. Hoogtepunt was het bezoek van Franciscus in juni 2016 aan ‘de eerste christelijke natie’ Armenië. Een jaar eerder had de Argentijnse paus trouwens gedaan wat geen enkele voorganger had aangedurfd: hij had op 12 april 2015 de Medz Yeghern (‘Grote Misdaad’) van 1915 en de jaren daarna tijdens een homilie in Rome uitdrukkelijk ‘de eerste genocide van de twintigste eeuw’ genoemd. De daaropvolgende banbliksems van Turkije waren voorspelbaar, de Turken verweten de paus ‘de mentaliteit van een kruisvaarder’. Maar hoewel Rome de Armeense genocide intussen erkent, is er vanuit het Vaticaan zeer weinig tot geen steun betuigd aan de Armeniërs die recentelijk massaal uit Artsakh zijn verdreven.
Dit heeft natuurlijk deels te maken met de ambitie van de Vaticaanse diplomatie om bruggen te bouwen tussen strijdende partijen; paus Leo XIV heeft na zijn verkiezing meteen duidelijk gemaakt dat deze vredesmissie hem na aan het hart ligt. Zo hebben wijlen paus Franciscus en het Vaticaan slechts schoorvoetend Rusland als de agressor bestempeld in het conflict met Oekraïne. Franciscus heeft zich echter wel altijd solidair verklaard met het lijdende Oekraïense volk, terwijl van dergelijk mededogen met de Armeense slachtoffers op de Zuid-Kaukasus weinig te merken is geweest. Voor sommigen is de maat nu duidelijk vol. Zij verwachten dat de Vaticaanse diplomatie niet langer slippendrager van Bakoe speelt, maar juist de Azerbeidzjaanse agressie durft te benoemen, de Armeense slachtoffers troost en steunt, en aldus eindelijk de rest van de internationale publieke opinie en besluitvormers helpt de ogen te openen. Als je lieden als Ilham Aliyev te lang de indruk gunt dat zij zich alles kunnen permitteren, doen ze dat ook. Dat zouden wij intussen toch van onze lamlendige reactie op het jarenlang anti-Oekraïense discours in Moskou geleerd mogen hebben. Dat een volk met geweld van zijn voorvaderlijke gronden wordt verdreven is nooit aanvaardbaar, of het nu in het Midden-Oosten of op de Kaukasus is.
Openingsfoto: Josef Strzygowski, Het Etchmiadzin-evangeliarium, 1891
Auteur
-
communicatiespecialist en kerkhistoricus, met bijzonder belangstelling voor de christenen in de Hoorn van Afrika en in het Midden-Oosten. Hij schrijft al decennialang voor allerlei media, zoals Cathobel/Dimanche, DeWereldMorgen, Katholiek Nieuwsblad (Nederland), Kerknet/Otheo, Bulletin van Solidarité-Orient/Werk voor het Oosten en Tertio.
Bekijk Berichten